Tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum

12 februari 2021 t/m 30 mei 2021

Een tentoonstelling over slavernij. Niet als een zwarte bladzijde die je kunt omslaan, maar als een onlosmakelijk onderdeel van onze geschiedenis. Een geschiedenis die minder ver achter ons ligt dan we denken: vier of vijf generaties terug in de tijd en je komt bij slaafgemaakten en slaveneigenaren. In 2021 presenteert het Rijksmuseum voor het eerst een tentoonstelling over dit onderwerp.

Met tentoonstellingen vertelt het Rijksmuseum verhalen die de dialoog stimuleren en verschillende perspectieven op de collectie bieden. Dit gebeurt door de collectie in een internationale context te plaatsen en ook door maatschappelijk relevante thema’s aan te snijden die tot nu toe onvoldoende belicht werden.

Slavernij is een wezenlijk onderdeel van de geschiedenis, een geschiedenis die ons allemaal aangaat. Door ons in het slavernijverleden te verdiepen en er een completer beeld van te vormen, kunnen we de Nederlandse samenleving van vandaag beter begrijpen. Daarom organiseert het Rijksmuseum – het nationale museum voor kunst en geschiedenis – een tentoonstelling over slavernij.

Nederlandse koloniale periode op vier continenten

beeld Slaafgemaakte mannen werken op het land, anoniem, ca. 1850In de tentoonstelling staat de slavernij in de Nederlandse koloniale periode centraal, van de 17de tot en met de 19de eeuw. Belicht worden landen en gebieden waar Nederland actief was in de slavenhandel en slavernij. Dat betekent dat we niet alleen kijken naar de trans-Atlantische slavernij (de driehoek NL-Afrika-de Amerika’s) met de rol van de WIC. Ook de Nederlandse koloniale slavernij in de landen rondom de Indische oceaan waar de VOC actief was, komt aan bod. Tevens belichten we de effecten van het systeem in die periode in Nederland zelf. Het levert een brede geografische, maar tevens specifiek Nederlandse blik op, die niet eerder in een nationaal museum is getoond.

De opzet: 10 waargebeurde verhalen uit het slavernijverleden

Tijdens de koloniale periode werden mensen tot bezit, tot objecten in administraties gemaakt. Namen en persoonlijke verhalen van mensen in slavernij zijn dan ook moeilijk terug te vinden. En wat vertellen namen van mensen in slavernij ons, als deze namen niet in vrijheid gekozen zijn, maar door degenen die hen als bezit toe-eigenden? Desondanks hebben we gekozen de tentoonstelling op te bouwen rondom tien echt bestaande personen uit die tijd. Dat zijn mensen in slavernij en slavenhouders, maar ook mensen die zich uit slavernij hebben vrij gevochten, een Afrikaanse bediende in Nederland en ook een Amsterdamse suiker-industrieel. Hoe zagen hun levens eruit? Hoe verhielden zij zich tot het systeem van slavernij? Konden zij eigen keuzes maken? De tentoonstelling zal niet op alle vragen een pasklaar antwoord geven, maar zet aan tot nadenken over een systeem waarbij mensen andere mensen als hun eigendom beschouwden. Door de geschiedenis van slavernij te voorzien van namen en gezichten maken we het onderwerp voor een breed publiek toegankelijk en invoelbaar.

beeld2 Een van de tien personen van wie we het verhaal vertellen is João Mina, een Afrikaanse slaafgemaakte man uit Elmina, Ghana. Zoals duizenden anderen werd hij verscheept naar Brazilië om na verkoop, gedwongen te werken op een van de honderden suikerplantages in Brazilië. In 1646 weet hij zijn Portugese eigenaar te ontvluchten, waarna hij in Recife door de Nederlanders wordt verhoord. João is voor hen een belangrijke informant over de positie en bezigheden van de Portugese vijand. Tussen de regels door geeft het verslag inzicht in het leven van de tot slaafgemaakte João en de koloniale samenleving in Nederlands-Brazilië.

Wally Of de verhalen van Wally en Witsen. Wally is in Suriname geboren in slavernij. Hij werkte op de plantage van Jonas Witsen, stadssecretaris van Amsterdam tussen 1693 en 1712 en eigenaar van drie plantages. Als Witsen in 1707 vanuit Amsterdam de regels op zijn Surinaamse plantages steeds verder aanscherpt, komen Wally en de andere slaafgemaakten in verzet tegen het toch al zo harde regime. Schilder Dirk Valkenburg, door Witsen naar Suriname gestuurd om zijn bezit te inspecteren en vast te leggen, is getuige van het verzet op de plantage. Door zijn werk kunnen we de gezichten laten zien van de slaafgemaakten, die we door de gerechtelijke archieven bij naam kennen en van wie we weten wat ze in 1707 tijdens het verhoor hebben gezegd.

Cnoll Pieter Cnoll, Cornelia van Nijenrode en hun dochters, Jacob Coeman, 1665 Een derde voorbeeld is Surapati. Hij was een tot slaafgemaakte bediende in het huishouden van de familie Cnoll in Indonesië. Surapati verzette zich tegen zijn eigen onderdrukte positie, maar tevens tegen de overheersing van het gebied door Nederland. Hij vluchtte met succes en werd een belangrijk tegenstander van de VOC-troepen. Vandaag de dag is hij een van de nationale helden van Indonesië.

Wat we tonen

De objecten die door musea verzameld zijn, lenen zich over het algemeen vooral voor het belichten van het verhaal van de bezitters. Denk aan een schilderij van een plantage waarop het landschap en de gebouwen tot in detail zijn weergegeven, maar waarop de mensen in slavernij ontbreken. Mensen in slavernij mochten geen bezit hebben en kregen zelden de kans te leren schrijven. Hoe maak je dan een meerstemmige tentoonstelling over slavernij?

Om een completer verhaal te vertellen maakt het museum daarom ook gebruik van objecten die niet eerder in het museum waren te zien. Zoals een boei en brandmerk, die aandacht vragen voor werken onder dwang en geweld. Ook worden objecten getoond die werden gebruikt voor spirituele beleving. Het zijn objecten die ons dichter bij de werkelijkheid van de mens in slavernij brengen. Om het verhaal nog meer in balans te brengen, krijgt de bezoeker bovendien mondelinge bronnen over die tijd te horen. Dat is de verwoording van mensen in slavernij, die generatie op generatie is doorgegeven. Met deze aanpak wordt tevens duidelijk welke rollen materiële en immateriële bronnen in de geschiedschrijving kunnen spelen.

Look at me now

Tirzo en David Tirzo Martha en David Bade in 2017 tijdens All you can art in de Kunsthal RotterdamAls sluitstuk van de tentoonstelling kunnen bezoekers hun indrukken en reacties verwerken in het project Look at me now. Onder leiding van de kunstenaars David Bade en Tirzo Martha van Instituto Buena Bista uit Curaçao maken zij tien nieuwe kunstwerken, gebaseerd op de tien persoonlijke verhalen uit de tentoonstelling.

Wie maken de tentoonstelling

Het team van conservatoren dat aan de tentoonstelling werkt bestaat uit Eveline Sint Nicolaas, Valika Smeulders, Maria Holtrop en Stephanie Archangel. De conservatoren werken op individuele basis samen met een grote groep mensen met uiteenlopende expertise en achtergrond.

Het Rijksmuseum is niet hét kenniscentrum over slavernij, daarom werken we intensief samen met verschillende mensen in binnen en buitenland en hebben we een Denktank opgezet die kritisch met ons meedenkt.

denktank Van links naar rechts: Martine Gosselink, Raul Balai, Wim Manuhutu, Nancy Jouwe (moderator), Eveline Sint Nicolaas, Karwan Fatah-Black, Simone Zeefuik, Maurice San A Jong, Matthias van Rossum, Renske Brinkman, Dienke Hondius, Suze Zijlstra, Reggie Baay, Alex van Stipriaan, Ellen Neslo, Jennifer Tosch, Taco Dibbits, Valika Smeulders en Aspha Bijnaar. Niet op de foto: Wayne Modest, Urwin Vyent en Mitchell Esajas.

Regisseur Jörgen Tjon a Fong heeft meegedacht over de manier waarop het verhaal in de tentoonstelling wordt verteld en werkt mee aan de audiotour. Voor de inrichting is bureau AFARAI aangetrokken dat wordt geleid door architect Afaina de Jong.

Binnen het Rijksmuseum zijn veel medewerkers al geruime tijd betrokken bij de organisatie. De plannen zijn in een vroegtijdig stadium gedeeld en medewerkers uit alle gelederen van de organisatie maken deel uit van het projectteam of de interne klankbordgroep. Ter voorbereiding worden bijeenkomsten, rondleidingen en workshops georganiseerd. Ook gaan medewerkers in gesprek met de Vrienden van het Rijksmuseum tijdens themabijeenkomsten.

Programma rond de tentoonstelling

Bij de tentoonstelling komt een uitgebreid programma in en buiten het museum.

  • Jörgen Raymann is presentator en mede-samensteller van een talkshow die gedurende zes zondagen plaatsvindt in het Rijksmuseum. Elke aflevering kent een gevarieerd programma van lezingen, dans, toneel, muziek en debat/paneldiscussie.
  • Er komt een wetenschappelijk symposium.
  • De conservatoren gaan het land in om tijdens lezingen in te gaan op de lokale relatie met slavernij en in gesprek te gaan met een zo breed mogelijke groep geïnteresseerden.
  • In 2021 zendt de NTR de nieuwe documentaire film van regisseur Ida Does uit die inzage biedt in de totstandkoming van de tentoonstelling.

lezing

Educatie

  • Voor alle bezoekers van de tentoonstelling is er een audiotour beschikbaar die is ingesproken door personen met een inhoudelijke of historische link met een van de tien personen uit de tentoonstelling.
  • De Nederlandse slavernijgeschiedenis en de persoonlijke verhalen in de tentoonstelling zijn onderdeel van een educatief programma dat aansluit bij de verplichte lesstof in het primair en voortgezet onderwijs en het MBO.
  • Samen met de theatergroepen Buhnebiest en Tafel van 5 worden voorstellingen in combinatie met rondleidingen ontwikkeld.
  • Op het gebied van communicatie en marketing wordt nauw samengewerkt met externe partijen om te zorgen voor een zo breed en divers mogelijke aanpak.
  • Tegelijk met de tentoonstelling gaat het project &Slavernij van start. Circa 70 objecten in de vaste opstelling krijgen een extra tekstbordje waarin de (vaak onzichtbare) relatie met slavernij wordt toegelicht. Zo laat het museum zien dat aan de hand van de collectie meer verhalen verteld kunnen worden dan tot nu toe gebeurt.

Het bredere kader

De plannen voor de tentoonstelling passen in een breed en langdurig beleid dat het Rijksmuseum nog meer het nationale museum van kunst en geschiedenis voor iedereen wil laten zijn. Met meer aandacht voor koloniale geschiedenis vanuit verschillende perspectieven. Wetenschappelijk onderzoek, recente verwervingen en een kritische blik op de bestaande collectie maken deel uit van dat beleid. Enkele voorbeelden:

  • de multimediatour Koloniaal verleden
  • de Landenreeks, een serie boeken over de handels- of koloniale relatie tussen Nederland en acht verschillende landen.
  • de werkgroep Terminologie, die zij bezighoudt met het kritisch beoordelen van het tot nu toe gebruikte taal en termen in objectbeschrijvingen.
  • Het Rijksmuseum is deelnemer van Musea Bekennen Kleur, een samenwerkingsverband van twaalf Nederlandse musea die streven naar een inclusieve praktijk op het gebied van publiek, personeel, partners en programmering in de tot nu toe overwegend witte museale wereld.

Publicatie bij Slavernij

Het Rijksmuseum en Uitgeverij Atlas Contact publiceren gezamenlijk het rijk geïllustreerde boek Slavernij. In deze publicatie worden de levens van tien personen beschreven die deel uitmaakten van de Nederlandse koloniale slavernijgeschiedenis en die centraal staan in de tentoonstelling Slavernij in het Rijksmuseum.

Door hun verhalen krijgt de geschiedenis reliëf en krijgen we beter zicht op het systeem van slavernij, de ervaring ervan, en hoe mensen dachten over vrijheid. In het slotessay wordt de balans opgemaakt: waar staan we anno 2021 in onze omgang met het koloniale slavernijverleden?

Vanaf februari 2021 in de Rijksmuseumshop en in de boekhandel.