Engelen

Engelen komen voor in de islam, het jodendom en het christendom. De naam van deze onzijdige, bovennatuurlijke wezens is ontleend aan het Griekse ángelos, ‘boodschapper’: engelen zijn boodschappers van God. Volgens de Bijbel zouden er tienduizend keer tienduizend engelen zijn. Theologen hebben hen – als een hemels leger – ingedeeld in rangen, waarvan de serafijnen de hoogste hebben en de beschermengelen de laagste. De Bijbel noemt vier beschermengelen, de aartsengelen, bij naam: Michaël, Gabriël, Uriël en Rafaël. Michaël en Gabriël zijn in de kunst vaak afgebeeld. Michaël is te zien in gevecht met de duivel (volgens sommigen een gevallen aartsengel) en als zielenweger bij het Laatste Oordeel. De engel Gabriël joeg Adam en Eva uit het paradijs en deed Maria de verkondiging. Engelen zijn herkenbaar aan hun vleugels, lange gewaad en soms een blaasinstrument, de bazuin. Andere gevleugelde figuren, zoals putti, de klassieke god Eros (Cupido) of triomfgodinnen, worden onterecht voor engelen aangezien.