Het oorspronkelijk grootste en meest prestigieuze schilderij van Rembrandt, 'De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis' (1661-62), is bij hoge uitzondering te zien in het Rijksmuseum.
Rembrandts Claudius Civilis tijdelijk in het Rijksmuseum
Het schilderij is eigendom van de Koninklijke Zweedse Academie voor Schone Kunsten en bevindt zich al meer dan 150 jaar in het Nationalmuseum in Stockholm. Slechts tweemaal verliet het doek Zweden, in 1925 en 1969. Beide keren voor een tentoonstelling in het Rijksmuseum. Ter gelegenheid van de viering van 400 jaar bilaterale betrekkingen tussen Zweden en Nederland is het meesterwerk vanaf 21 maart 2014 te zien op de Eregalerij van het Rijksmuseum.
Opdracht voor het stadhuis in Amsterdam
Rembrandt schilderde De samenzwering van de Bataven onder Claudius Civilis, kortweg ook Claudius Civilis genoemd, in 1661-1662 in opdracht van de burgemeesters van Amsterdam. Het reusachtige doek, oorspronkelijk maar liefst 550 cm hoog en 550 cm breed, is verreweg het grootste en meest prestigieuze schilderij dat hij gedurende zijn lange carrière maakte. In het nieuwe Amsterdamse stadhuis, het tegenwoordige Paleis op de Dam, moest het werk deel uit gaan maken van een reeks van acht even grote schilderijen met de geschiedenis van de Bataven.
Aanvankelijk was de hele groep in opdracht gegeven aan de vroegere Rembrandt-leerling Govaert Flinck, maar bij diens vroegtijdig overlijden in 1660 had hij alleen een eerste schetsmatige schildering gereed. Rembrandt werd vervolgens verzocht het openingstafereel van de serie te verbeelden: het moment waarop de Batavenhoofdman Claudius Civilis andere stamleiders en dappere strijders toespreekt tijdens een maaltijd in een heilig bos en hen oproept een eed te zweren op een verbond tegen de Romeinen. Claudius Civilis is frontaal weergegeven met weelderig kostuum, indrukwekkend hoofddeksel en… één blind oog. Het is duidelijk dat hij de centrale rol speelt in de vertelling.
De Bataven
De Bataven, die aan het begin van onze jaartelling in Nederland leefden, waren in 69 in opstand gekomen tegen de Romeinen, die dit gebied toen beheersten. In de vroege 17de eeuw vergeleken de Nederlanders zich graag met deze ‘voorvaderen’ en stelden zij hun eigen vrijheidsstrijd tegen de Spanjaarden op één lijn met de Bataafse opstand tegen Rome. Vandaar dat het nieuwe Amsterdamse stadhuis, als imposant symbool van de verworven onafhankelijkheid, met deze serie versierd werd.
Weggenomen en verkleind
Bekend is dat het schilderij zich in juli 1662 in het boogveld in de zuidoosthoek van de grote galerij van het Amsterdamse stadhuis bevond. Een maand later ontstond discussie tussen Rembrandt en zijn opdrachtgevers, waarna het schilderij door Rembrandt werd teruggenomen om veranderingen aan te brengen. Welke concrete aanpassingen door de burgemeesters werden gewenst is onbekend. Rembrandts schilderij keerde in elk geval niet meer terug. Vermoedelijk was het Rembrandt zelf die zijn eigen schilderij nog geen jaar na voltooiing versneed tot een formaat van 196 bij 309 cm; het centrale, meest verhalende fragment dat tot op heden is overgeleverd. Ongeveer 75 procent van het oorspronkelijke oppervlak ging hierbij verloren. Dankzij een tekening in München weten we hoe de oorspronkelijke compositie van het schilderij er uit zag.
Het spoor bijster
Vanaf 1662 raakt het spoor bijster. Tot 1734, wanneer het doek in Amsterdam wordt geveild. De kopers waren het in Amsterdam wonende echtpaar Nicolaas Kohl en Sophia Grill. Vermoedelijk werd het doek ruim dertig jaar later, in 1766, meegenomen naar Stockholm. In 1798 werd het werk door Anna Johanna Grill, weduwe van Henrick Wilhelm Peill, ter herinnering aan haar overleden echtgenoot geschonken aan de plaatselijke Koninklijke Zweedse Academie voor Schone kunsten, nadat het doek al enige tijd als bruikleen in de Academie had gehangen. Vanaf 1865 hing het monumentale doek als langdurig bruikleen in het Nationaal Museum. Door het vertrek naar Zweden raakte een van de hoogtepunten uit Rembrandts geschilderde oeuvre in Nederland bijna een eeuw lang uit beeld. Door een toevallige samenloop van omstandigheden werd het doek in Stockholm pas weer in 1892 geïdentificeerd.
Terug in Amsterdam
In 1925 keerde Claudius Civilis voor het eerst in meer dan anderhalve eeuw terug in Amsterdam voor de historische tentoonstelling ter gelegenheid van de viering van 650 jaar stadsgeschiedenis in het Rijksmuseum. De tweede en laatste keer was voor de monografische tentoonstelling over Rembrandt in het Rijksmuseum, ter gelegenheid van zijn driehonderdste sterfdag in 1969. Nu, 45 jaar later, maakt de intensieve verbouwing van het Nationalmuseum in Stockholm het mogelijk dat het wereldberoemde doek bij hoge uitzondering tijdelijk weer te zien is in het Rijksmuseum.