Met de Februaristaking op 25 en 26 februari 1941 legden duizenden arbeiders in Amsterdam en omgeving het werk neer uit woede over de Jodenvervolging, die toen steeds scherper vormen begon aan te nemen. Openlijk protest als bij de Februaristaking was tijdens de Duitse bezetting zeldzaam. Nederlanders die de moed hadden om in verzet te komen, opereerden in het geheim. Ze liepen groot gevaar.
Verzet
Wapens
Pistool van verzetsman Tonny van Renterghem. Smith & Wesson, ca. 1920-1940
Het verzet tegen de Duitse bezetting nam verschillende vormen aan. Er werd hulp verleend aan een groeiend aantal onderduikers, zowel Joden als mannen die weigerden in Duitsland te werken. De illegale pers berichtte over het verloop van de oorlog en hield de moed erin. En er waren verzetsmensen die spionagewerk deden voor de geallieerden of naar de wapens grepen. Naarmate de Duitsers harder optraden, sloten meer Nederlanders zich aan bij dit soort verzetsgroepen. Het gewapende verzet pleegde onder meer overvallen op gemeentehuizen en distributiekantoren. Zo kwam men aan persoonsbewijzen en voedselbonnen voor onderduikers. Om het geallieerde leger te helpen, vernielden verzetsmensen strategische doelen als spoorwegen en bruggen. Ook liquideerden zij belangrijke Duitse militairen en landverraders.
Cor van Teeseling
De jonge kunstenaar Cor van Teeseling werd in augustus 1941 door de Duitsers gearresteerd omdat hij betrokken was bij de illegale krant