Tussen 1860 en 1870 werkte in Frankrijk een groep schilders die zich afzette tegen de heersende academische opvattingen over schilderkunst. Los van regels en tradities wilden zij de werkelijkheid weergeven zoals ze die op dát moment waarnamen: dat betekende snel werken want de zon kon zo weer achter de wolken verdwijnen. Deze ‘impressionisten’ (van het Franse woord impression, indruk) streefden vooral naar een overtuigende weergave van het licht. Met een vernieuwende schildertechniek met losse, korte verfstreken legden zij hun impressies vast. Bekende impressionisten zijn Edgar Degas, Claude Monet en Camille Pissaro. Hun manier van werken had in Nederland bijvoorbeeld invloed op de schilders van de Haagse en de Amsterdamse School
Afgeleide stromingen zijn het neo-impressionisme of pointillisme - waarbij gebruik werd gemaakt van een stippeltechniek - en het meer symbolische en subjectieve post-impressionisme, waartoe ook Vincent van Gogh wordt gerekend.