In het oude Griekenland hoorde de uil bij de godin Athena. Zij was de personificatie van de wijsheid en de uil werd daar het symbool van. In de middeleeuwen kreeg de uil een slechtere naam. Omdat de vogel 's nachts actief is en overdag haast niets ziet, werd de uil toen geassocieerd met domheid en met zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. Voor middeleeuwse christenen kon de uil geen goed doen: de vogel werd het symbool van Synagoge, het personage dat het jodendom voorstelt. In de 16de en 17de eeuw bleef de uil gekoppeld aan bedrog en slechtheid. Uit deze periode zijn voorstellingen bekend van een uil met een bril op of een brandende kaars. Deze benadrukken de domheid van de vogel, die ondanks de hulpmiddelen niets ziet.