Paulus hoorde niet tot de oorspronkelijke twaalf apostelen, maar ging pas na de dood van Christus over tot het christendom. Vóór die tijd heette hij Saulus en was hij een fanatiek vervolger van christenen. Op ongeveer 24-jarige leeftijd werd hij, op weg naar de stad Damascus in Syrië, door de bliksem getroffen. Daarop bekeerde hij zich tot het christendom en nam de naam Paulus aan. Hij werd een onvermoeibaar ijveraar voor zijn geloof. Paulus maakte veel reizen door de landen rond de Middellandse Zee waar hij verschillende christelijke gemeenten stichtte, met wie hij steeds contact onderhield. Zijn brieven vormen een belangrijk onderdeel van het Nieuwe Testament. Hij wordt vaak afgebeeld als een oude man met een boek (vanwege zijn vele geschriften) en een zwaard. Paulus wordt, net als Petrus, beschouwd als één van de grondleggers van de kerk.