Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament van de Bijbel komen personen voor die boodschappen van God overbrengen. In het Oude Testament staan profeten tussen God en de mensen: zij spreken uit naam van God en doen voorspellingen. Slechts enkele profeten spelen een rol in de kunst: Jeremia en Elia.
In het Nieuwe Testament beschrijven de vier evangelisten Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes het leven en lijden van Christus. De informatie uit deze ‘evangeliën’ is in de kunst vanaf de middeleeuwen uitgebreid in beeld gebracht. De evangelisten zelf zijn minder vaak weergegeven, hooguit als ‘schrijvers’ in evangelieboeken. Alleen van Johannes de Evangelist, auteur van het laatste Bijbelboek over de Apocalyps, bestaan afzonderlijke voorstellingen.
De apostelen tenslotte waren leerlingen van Christus. Hij zond hen na zijn hemelvaart over de hele wereld uit om als apostel (letterlijk: ‘iemand die een boodschap brengt uit naam van een ander’) zijn leer te verspreiden.