De oudste godenbeelden uit de collectie van het Rijksmuseum zijn afkomstig uit Azië, uit de traditie van het boeddhisme en het hindoeïsme. De boeddhistische beelden, maar ook rolschilderingen, kennen voorstellingen van de historische Boeddha, de vijf hemelse Boeddha’s en de bodhisattva’s in diverse stadia van Verlichting.
Dat ligt anders in de kunst van het hindoeïsme, een meergodendom met als belangrijkste goden Shiva en Vishnu. Kunstenaars hebben de hindoegoden in hun verschijningsvormen weergegeven als sterk geïdealiseerde mensfiguren met speciale lichaamskenmerken en attributen, zoals Ganesha met de olifantskop of de veelarmige Shiva. Daarnaast kunnen de goden verschillende gestalten aannemen die hen goedgezind of juist afschrikwekkend maken, met bijbehorende houdingen en gebaren. Hoe belangrijker de godheid, hoe meer verschijningsvormen.