Volgens het eerste Bijbelboek Genesis schiep God op de zesde scheppingsdag de eerste mens. Het Hebreeuwse woord voor 'mens' is Adam. God schonk Adam het paradijs, een prachtige tuin, om te verzorgen. Alleen van de boom der kennis van goed en kwaad mocht Adam niet eten. Om hem gezelschap te houden, schiep God uit een van Adams ribben een vrouw. Een slang - het kwaad - haalde de vrouw over van de verboden vruchten te eten. Zij verleidde Adam tot een hapje. Zo gebeurde de eerste zonde, de zondeval. Voor straf joeg een engel de eerste mensen uit het paradijs en vertelde dat zij voortaan sterfelijk waren. Adam moest voedsel verbouwen, de vrouw moest kinderen baren. Zij kreeg daarom de naam Eva, 'moeder der levenden'. De enige mogelijkheid tot verlossing van de erfzonde was de geboorte van Christus. Door zijn kruisdood nam Christus de schuld voor alle menselijke zonden op zich.