Het Rijksmuseum bezit ongeveer 7250 objecten van keramiek, onderverdeeld in porselein (ruim 4600 stukken), majolica (ca. 400), faience (ca. 1750) en steengoed (c. 850). Het verschil tussen deze soorten zit in het materiaal of de manier van vervaardigen. Zo is majolica aardewerk met loodglazuur, met aan de voorkant beschilderd wit tinglazuur. Bij faience heeft het aardewerk tinglazuur aan beide kanten. En steengoed kan door de samenstelling van de klei op hoge temperatuur (1200°C) worden gebakken, zodat een heel sterke verbinding ontstaat en de vorm net niet smelt. Porselein, dat gemaakt is van kaolien of porseleinklei, wordt op nog hogere temperatuur gebakken.
Dankzij de collectie van de Amsterdamse bankier Fritz Mannheimer, beschikt het Rijksmuseum over een van de belangrijkste collecties Meissenporselein buiten Duitsland. In de Duitse stad Meissen, bij Dresden, stond vanaf 1710 de eerste Europese porseleinfabriek, waar onder meer uitzonderlijk grote dierfiguren werden vervaardigd. Daarnaast zijn er kostbare stukken uit andere landen verworven, zoals veelkleurige beschilderde vazen, gemaakt in het Franse Sèvres, maar ook in Nederland vervaardigd porselein.
In 1916 kreeg het Rijksmuseum dankzij een schenking van de erven van de verzamelaar J.F. Loudon een prachtige verzameling Delftse faience, zowel blauw-wit als gekleurd aardewerk. De aardewerken viool is een van de meest geliefde stukken uit deze verzameling. De gehele collectie Delfts aardewerk bevat stukken van rond 1640 tot en met het einde van de 19de eeuw, waaronder beroemde Delftse tulpenpiramides. Het steengoed bestaat vooral uit luxe gebruiksvoorwerpen.