Om zich te beschermen in de strijd droegen mensen eerst een maliënkolder (een ‘hemd’ van metalen ringetjes), vervolgens een harnas en daarna een leren kolder in combinatie met een kuras. Met het groeiende gebruik van vuurwapens in de 17de eeuw vocht men steeds minder van man tot man. In plaats daarvan streed men in veldslagen, op grotere afstand van elkaar. Het harnas raakte hierdoor in onbruik en kreeg steeds meer een ceremonieel karakter.
Het Rijksmuseum bezit in totaal 175 harnassen en harnasonderdelen. De exemplaren in het Rijksmuseum hebben bijna allemaal een historisch verhaal, zoals de begrafenisharnassen van beroemde zeehelden Michiel de Ruyter en Piet Hein of de wapenrusting van de 16de-eeuwse ridder Pankraz von Freyberg. In sommige onderdelen zitten zelfs kogelgaten, zoals de buffelleren kolder van stadhouder Hendrik Casimir I. Ook het harnas van Jacob van Heemskerck met ontbrekend linkerdijstuk spreekt tot de verbeelding: de admiraal werd dodelijk getroffen door een Spaanse kanonskogel die zijn linkerbeen verbrijzelde.