Jan van Goyen (1596-1656) leerde het schildersvak in Leiden. Hij had diverse leermeesters, onder wie Willem Gerritsz en Isaac van Swanenburg en de glasschilders Cornelis en Hendrick Clock. Later ging hij in de leer bij de Haarlemse landschapsschilder Esaias van de Velde. Aanvankelijk werkte Van Goyen in Van de Veldes levendige stijl, maar vanaf omstreeks 1627 schilderde hij meer monochroom (van het Griekse monochromos, ‘éénkleurig’). Zijn landschappen variëren in een of twee kleuren: net als Salomon van Ruysdael werkte Van Goyen vooral in groen- en grijstinten. Van Goyen was een van de meest producerende schilders in de 17de eeuw. Zijn hoge tempo dwong hem tot herhaling van motieven. Van zijn hand zijn zo'n 1200 schilderijen en 800 tekeningen bekend. Veel van die tekeningen maakte hij op studiereisjes door de Nederlanden, Frankrijk en Duitsland. Van 1618 tot 1632 woonde de schilder in Leiden, zijn laatste jaren bracht hij door in Den Haag.