Vanaf zijn achtste jaar was Lievens (1607-1674) voor schilder in de leer: eerst in zijn geboorteplaats Leiden en tussen 1617 en 1619 bij Pieter Lastman in Amsterdam. Daarna vestigde hij zich in Leiden, waar hij ruim vijf jaar samenwerkte met Rembrandt. Na 1631 ging Lievens zijn eigen weg; hij vertrok voor drie jaar naar Londen. Daar maakte zijn stijl grote veranderingen door onder invloed van de portretten van Anthony van Dyck. Maar Lievens schilderijen werden pas echt barok na zijn kennismaking met Rubens’ werk, vanaf 1635 in Antwerpen. In 1644 kwam Lievens weer naar Amsterdam, waar hij tot zijn dood woonde. In de Republiek kreeg Lievens grote opdrachten. Zo liet Frederik Hendriks weduwe, Amalia van Solms, hem bijdragen aan de decoratie van de Oranjezaal in Huis ten Bosch. Ook het Amsterdamse stadsbestuur was een belangrijke opdrachtgever. Lievens maakte onder meer een schildering in de burgemeesterskamer van het nieuwe stadhuis.