Jan Davidsz. de Heem (1606-1683/1684) groeide op in Utrecht en was daar in de leer bij bloemstillevenschilder Balthasar van der Ast. In 1626 verhuisde de schilder naar Leiden. Daar hij maakte hij monochrome (‘éénkleurige’) stillevens, waarin hij varieerde op één, hooguit twee tinten. Zijn onderwerpen waren vooral muziekinstrumenten en boeken. Na 1631 vertrok De Heem naar Antwerpen. In deze stad werd zijn werk steeds bonter en zwieriger. Hij veranderde ook van onderwerp en richtte zich op het weergeven van vruchten en bloemen. Hoewel De Heem overwegend in Antwerpen woonde, verbleef hij nog regelmatig een periode in het Noorden. Zo was hij in 1649 en tussen 1665 en 1672 in Utrecht. Het werk van Jan Davidsz. de Heem was populair, zowel bij kopers als collega-kunstenaars. Ook had hij een groot aantal leerlingen en navolgers, onder wie Abraham Mignon.