De beeldhouwer Jacobus Cressant (before 1685–after 1759), waarschijnlijk afkomstig uit het Franse Abbeville, bracht een groot deel van zijn leven in Nederland door. Zijn de vroegst bekende werken zijn twee tuinvazen in het Rijksmuseum uit 1714. Cressant maakte deze vazen en nog meer beeldhouwwerk voor Zijdebalen, de buitenplaats van de rijke Utrechtse zijdehandelaar en -fabrikant David van Mollem. Vermoedelijk op diens verzoek kwam de beeldhouwer in 1729 naar Utrecht, waar hij woonde totdat de tuin van Zijdebalen grotendeels voltooid was. In 1742 verhuisde Cressant naar Amsterdam, waar hij onder meer een schoorsteen voor het stadhuis maakte. Omstreeks 1751 keerde hij terug naar Frankrijk om les geven aan de Académie de St. Luc in Parijs. Cressant leerde zijn eigen zoon Jacob Mattheus het beeldhouwersvak en gaf tekenonderwijs aan de schilder Jacob de Wit.