Als zoon van Jozef Israëls kreeg Isaac Israels (1865–1934) het schildersvak én de reislust van huis uit mee. Vanaf zijn dertiende volgde hij de Haagse kunstacademie, waar zijn talent opviel. In 1881 maakte hij een schilderij dat nog vóór voltooiing werd gekocht door Hendrik Willem Mesdag. In 1886 schreef Israels zich in aan de Amsterdamse Rijksacademie, maar hij bleek ‘te goed’ en vestigde zich als zelfstandig kunstenaar. 's Zomers verbleef de schilder vaak met zijn vader in Scheveningen, waar hij strandtaferelen in heldere kleuren schilderde. In Amsterdam trok Israels veel op met George Hendrik Breitner. Beide kunstenaars probeerden de vluchtige momenten uit het stadsleven vast te leggen leggen, wat hen de naam ‘Amsterdamse impressionisten’ opleverde. Om het gevoel van een fotografisch 'snapshot' te bereiken, pasten ze radicale beeldafsnijdingen toe. Tussen 1903 en 1923 verbleef Israels in Parijs, Londen en kort in Nederlands-Indië. In 1923 keerde hij terug naar Den Haag, waar het atelier van zijn vader zijn nieuwe werkplaats werd. Tot zijn dood maakte hij daar schilderijen in impressionistische stijl met lichte kleuren.