Na in Zaragoza in de leer te zijn geweest bij de schilder José Luzán vertrok Goya (1746-1828) omstreeks 1763 naar Madrid. Daar vervolgde hij zijn opleiding tot schilder. In 1774 trouwde hij en kreeg vervolgens maar liefst 24 kinderen. Goya was geliefd als portretschilder in adellijke kringen. In 1789 benoemde de Spaanse koning Karel IV hem tot Kamerschilder. Lange tijd onderhield hij nauwe betrekkingen met het Spaanse hof.
Tijdens de Napoleontische oorlog verbeeldde Goya op indringende wijze de gruwelen van de strijd. Zijn schilderijen uit deze tijd vormen onthutsende tijdsdocumenten. Goya was als schilder, tekenaar en etser zeer vernieuwend: hij brak met gevestigde tradities en ging zijn eigen weg. In zijn etsen kon hij zijn fantasieën ventileren. Toen hij in 1793 na een ziekte geheel doof werd, kreeg zijn werk vaak een bittere en pessimistische ondertoon. In 1824 vestigde hij zich in Bordeaux, waar hij twee jaar later overleed.