De schilder Cornelis Cornelisz. van Haarlem (1562-1638) kwam uit een welgestelde familie. Zijn ouders ontvluchtten Haarlem toen de stad in 1572 werd belegerd door de Spaanse vijand. Cornelis bleef achter en groeide op onder de hoede van de schilder Pieter Pietersz, zijn eerste leermeester. In 1580 en 1581 was hij in de leer bij schilders in Rouen en Antwerpen, waarna hij terugkeerde naar Haarlem. Daar raakte Cornelis bevriend met Hendrick Goltzius en Karel van Mander, met wie hij de ‘Haarlemse academie’ vormde. De drie kunstenaars worden gerekend tot het Hollands maniërisme, vanwege complexe composities en naakte figuren met gedraaide lichamen in gekunstelde houdingen. Naast religieuze en mythologische voorstellingen schilderde Van Haarlem ook portretten, keukenstukken en stillevens.