Een koppig, conservatief maar beminnelijk man was Willem V. Hoewel deze Willem zeker over capaciteiten beschikte, was hij van alle stadhouders de minst geschikte. Hij had geen idee wat hij met zijn macht aan moest. Hij werkte chaotisch en kon geen prioriteiten stellen. Maar er was grote oproer in het land. Patriotten eisten inspraak en minder macht voor de zittende regenten. Onder deze druk werden belangrijke beslissingen van hem gevraagd. Moedeloos van onkunde verzuchtte hij: Je ne suis qu’un zéro, je n’ay rien à dire (Ik ben maar een nul, ik weet niets te zeggen). Ten slotte ontnamen de patriotten de stadhouder zijn macht. Zijn doortastende echtgenote, Wilhelmina van Pruisen, zorgde dat Pruisische troepen de oproerkraaiers dwongen het land te ontvluchten. En Willem V werd weer in zijn positie hersteld. Uiteindelijk kwam in 1795 een einde aan dit stadhouderlijke drama. De revolutie vond plaats en de Bataafse Republiek werd uitgeroepen. De stadhouder en zijn familie vluchtten naar Engeland.