Willem Drees (1886-1988), was een zeer gewaardeerd politicus. Hij was lid van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (later Partij van de Arbeid) en maakte carrière in de Haagse gemeentepolitiek. In 1933 kwam hij in de Tweede Kamer. Hij was minister van Sociale Zaken in het eerste naoorlogse gekozen kabinet. In die hoedanigheid was hij in staat om de financiële nood waarin veel ouderen verkeerden enigszins te verzachten. Met de noodwet-Drees (1947) werd voorzien in een vaste uitkering door de staat voor onbemiddelde ouderen. De maatregel was ongekend populair. ‘Die trekken van Drees’ werd er gezegd, alsof hij al die uitkeringen zelf betaalde. Het leverde hem tevens de bijnaam ‘Vadertje Drees’ op.
Van 1948 tot 1958 was Drees minister-president. In deze periode leidde hij vier kabinetten. Dit was een belangrijke periode voor Nederland. De wederopbouw van het land moest terdege worden aangepakt. Willem Drees was de juiste man op de juiste plaats: trouw aan zijn sociaaldemocratische idealen, degelijk, integer, scherpzinnig en pragmatisch. Toen zijn laatste kabinet viel, was er al een brede basis gelegd voor een verzorgings- en welvaartsstaat.