Piet Heyn (1577-1629), kaper van de zilvervloot, hoort thuis in de rij 17de-eeuwse Nederlandse zeehelden die de macht van de Republiek op zee bevochten.
Piet Heyn ging al vroeg naar zee en werd in 1600 gevangen genomen door de Spanjaarden. Twee jaar lang was hij als gevangene roeier op een Spaanse galei. Na zijn vrijlating maakte hij carrière bij de koopvaardij en bij de West-Indische Compagnie. Van de WIC kreeg hij een ‘kaperbrief’ mee die hem toestond om vijandelijke schepen aan te vallen. In 1628 sloeg Piet Heyn zijn grootste slag: in de baai van Matanzas op Cuba maakte hij de Spaanse zilvervloot buit. Dit was een jaarlijks transport van Midden-Amerika naar Spanje van zilver en andere kostbaarheden. De opbrengst was het enorme bedrag van zo’n 12 miljoen gulden. Omdat hij hiervan slechts 7000 gulden kreeg, nam hij ontslag. Hij werd daarop door Frederik Hendrik aangesteld als luitenant-admiraal van de Hollandse vloot, de belangrijkste functie bij die zeemacht. Heyn bekleedde deze post echter maar kort. In een gevecht met kapers bij Duinkerken sneuvelde hij.