De liberale politicus Johan Rudolf Thorbecke (1798-1872), is bekend geworden als de grondlegger van het tegenwoordige Nederlandse staatsbestel. Vóór zijn politieke loopbaan maakte Thorbecke een universitaire carrière. In 1825 werd hij hoogleraar wijsbegeerte en letteren in Gent. In 1830, met het uitbreken van de Belgische Opstand, keerde Thorbecke terug naar Nederland. Hierna werd hij in Leiden hoogleraar aan de juridische faculteit.
Zijn politieke loopbaan begon in 1840 toen hij parlementslid werd. Thorbecke sloot zich aan bij de liberalen. Die voerden vruchteloos oppositie tegen de conservatieve meerderheid tot zij in het Europese revolutiejaar 1848 onverwacht de kans kregen hun denkbeelden te realiseren. Koning Willem II vroeg Thorbecke om een voorstel tot grondwetsherziening. Thorbecke was verantwoordelijk voor deze nieuwe grondwet die het parlement meer en de koning minder macht gaf, waarmee de basis werd gelegd voor Nederland als een moderne parlementaire democratie. Ook was hij verantwoordelijk voor afzonderlijke wetten die de positie van gemeentelijke en provinciale besturen regelde. Na 1848 leidde hij driemaal een kabinet: 1849-1853, 1862-1868 en 1871-1872.