Johan de Witt werd in 1653 raadpensionaris van het gewest Holland. Dit was de tijd dat er in de Republiek geen stadhouder regeerde omdat prins Willem III nog minderjarig was. De talentvolle Johan groeide uit tot de feitelijke leider van de burgerregering waarin de Staten-Generaal en niet de stadhouder het voor het zeggen had.
Dat leverde nogal wat spanningen op. Een van De Witts aanvankelijke successen was de vijanden van de Republiek, Engeland en Frankrijk, tegen elkaar uit te spelen. Maar beide grootmachten vielen in 1672 toch de Nederlanden aan. De roep om een stadhouder, de inmiddels meerderjarige prins van Oranje, werd steeds dringender. De Witt was, begrijpelijk, een fel tegenstander.
Zijn broer Cornelis was gedeputeerde van de Staten-Generaal bij de strijdkrachten. In die functie maakte hij bijvoorbeeld in 1667 de zeeoorlog met Engeland mee. In 1672 werd Cornelis ervan verdacht tegen de prins van Oranje samen te zweren. Hoewel er weinig bewijs was werd hij toch veroordeeld en gevangengezet. Toen Johan hem in de gevangenis bezocht verzamelde zich buiten een opgehitste menigte. Deze sleurde de broers de gevangenis uit en bracht hen op gruwelijke wijze om het leven.