Het vrolijke huisgezin, Jan Havicksz. Steen, 1668
Uitgelaten maakt de hele familie lawaai. Vader, moeder en oma zingen luidkeels. De kinderen fluiten mee. En ze roken lange pijpen. Het briefje op de schouw verklapt dat er van dit schilderij iets geleerd moet worden: ‘Zo de ouden zongen, zo piepen de jongen.’ Wat moet er van de kinderen worden als de ouders het slechte voorbeeld geven?