Het Rijksmuseum maakt gebruik van cookies. Een cookie is een klein tekstbestand dat een website op uw computer of mobiel toestel opslaat wanneer u onze site bezoekt. Meer weten? Lees ons cookiebeleid.
inscriptie, onder in de marge: ‘DUCERET UT VETULAM IUVENIS, FACIT AMPLACRAMENA’
nummer, rechtsonder: ‘33’
verzamelaarsmerk, verso, gestempeld: Lugt 240
Omschrijving
Een oude vrouw zit in een sober vertrek, een voet op een stoof, een goed gevulde geldkist naast haar op de grond. Zij krijgt een huwelijksaanzoek van een jonge man, die niet naar haar kijkt maar naar de geldstukken in haar schoot. Dat het de jonge vrijer te doen is om haar geld, blijkt eveneens uit zijn uitspraak in het bijbehorende vers: D'oude berimpeld'om t' ghelt sal ick trawen/Soo vind ick in cooyen/wel ander vroowen.
Bijbehorende tekst van epigram in album: : D'oude berimpeld'om t' ghelt sal ick trawen/Soo vind ick in cooyen/wel ander vroowen. Furwar dis alte reissel eisen/ Thut mir vil roter gulden weisen/ Ich traw sie mir, han ich gelt/ Iung frawlewt krieg wie mirs gefelt. Afkomstig uit: Emblemata Saecularia. Mira et iucunda varietate seculi huius mores ita experimentia (...). 1e druk. Frankfurt am Main: J.T. de Bry en J.I. de Bry, 1596.