Titel(s)

Achan begraaft de oorlogsbuit in zijn tent
De geschiedenissen van Iosua (serietitel)
De geschiedenis van Jozua (serietitel)
Den Grooten Figuer-Bibel (...) (serietitel)

Objecttype

• prent
• albumblad

Serienummer

6/10

Objectnummer

RP-P-1982-306-105

Catalogusreferentie

• Mielke 14-2(2)
• New Hollstein Dutch 24-3(3)
  Opmerking: Harmen Jansz. Muller
• New Hollstein Dutch 46-3(3)
  Opmerking: Gerard van Groeningen

Opschriften / Merken

• nummer, rechtsonder, handgeschreven in bruine inkt: ‘100’

Omschrijving

Achan begraaft de oorlogsbuit, die bestemd was voor God, in zijn tent. Zijn familie helpt hem daarbij. Op de achtergrond slaan de Israëlieten op de vlucht voor het leger van de stad Ai. Links staat Jozua met de bevelhebberstaf in zijn hand. Onder de voorstelling een verwijzing in het Latijn naar de Bijbeltekst in Joz. 7:1. Deze prent maakt deel uit van een album.

Vervaardiger

• prentmaker: Harmen Jansz Muller
• naar ontwerp van: Gerard van Groeningen
• uitgever: Claes Jansz. Visscher (II) (vermeld op object)
• uitgever: Jan Philipsz Schabaelje

Plaats vervaardiging

uitgever: Amsterdam
uitgever: Alkmaar

Datering

ca. 1567 - ca. 1570 en/of 1646

Fysieke kenmerken

gravure

Materiaal

• papier

Techniek

graveren (drukprocedé)

Afmetingen

plaatrand: hoogte 208 mm × breedte 286 mm

Wat

• Achan's sin (aftermath of the fall of Jericho) (Joshua 7)
• only three thousand men go up against Ai; they are driven back and some of them are slain

Verwerving

aankoop 1982

Copyright

Publiek domein

Is deel van

• Prentbijbel met voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament (RP-P-1982-306)

• The Muller dynasty, dl. I, p. 101, cat.nr. 24
• Gerard van Groeningen, dl. I, p. 75, cat.nr. 46
• Broeders in de geest : de doopsgezinde bijdragen van Dierick en Jan Philipsz. Schabaelje tot de Nederlandse stichtelijke literatuur in de zeventiende eeuw, dl. 2, p. 301-362
• H. Mielke, 'Antwerpener Graphik in der 2. Hälfte des 16. Jahrhunderts. Der Thesaurus veteris Testamenti des Gerard de Jode (1585) und seine Künstler', Zeitschrift für Kunstgeschichte 38 (1975), p. 79, cat.nr. 14.