Ongelijke liefde, Andries Jacobsz. Stock (mogelijk), naar Jacques de Gheyn (II), 1608 - 1612
De oude man met zijn lange baard heeft meer dan genoeg geld, en hij heeft een oogje op de jonge vrouw. De Dood, die een zotskap draagt en een zandloper omhoog houdt, spreekt hem toe: ‘Dwaas, laat die twee jonge mensen met rust zodat ze elkaar kunnen beminnen. Je tijd is bijna om, je geld is nutteloos.’