Het Rijksmuseum maakt gebruik van cookies. Een cookie is een klein tekstbestand dat een website op uw computer of mobiel toestel opslaat wanneer u onze site bezoekt. Meer weten? Lees ons cookiebeleid.
Constructiemodel van de romp van een Marker waterschip, op standaard. Delen van dek en huid zijn weggelaten om de constructie te kunnen bestuderen. Het is een gladboordige spitsgatter met hoge verticale steven, en rechte vallende achtersteven. Breed roer met houten helmhout. Er is één dek met een dekopbouw, die de kajuit en bun overdekt: deze opbouw is overnaads gebouwd en van de gekromde vorm die zo kenmerkend is voor schepen van dit type, en heeft een kleine opening voor een schoorsteen. Voor tegen deze opbouw zit een braadspil; verder een braadspil in de boeg, één in het achterschip en nog drie kleine braadspillen op het achterdek. De zeeg loopt naar voren scherp op. De rompvorm is rond met een kiel, en de huid is geperforeerd voor de bun. Op het achterdek een overloop voor de grootschoot, en op het voordek het mastgat; het model heeft vier puttingijzers aan iedere zijde.
model: hoogte 47,7 cm × lengte 141,5 cm × breedte 46,5 cm capsule: hoogte 50,5 cm × breedte 147 cm × diepte 51 cm
Toelichting
Marker waterschepen waren visserschepen, qua vorm waarschijnlijk afgeleid van de botter, maar zonder zwaarden. Zij visten met sleepnetten en waren snelle zeilers. Vanaf de 17de eeuw werden zij ook gebruikt voor het slepen van scheepskamelen over Pampus. Het ontwerp stamt al uit de late Middeleeuwen (toen zwaarden hier nog niet waren uitgevonden) en is onveranderd toegepast tot in het begin van de negentiende eeuw, toen de Marine nog een stel liet bouwen om de scheepskamelen te trekken, waarmee grote oorlogs- en koopvaardijschepen over de ondiepten van de Zuiderzee werden getrokken. Vijf waterschepen op een rij presteerden het om schepen door een meter modder te trekken. Als vissers visten zij met sleepnetten en waren snelle zeilers.