Luttele jaren nadat Charles Lindbergh met een solovlucht in de Spirit of St. Louis de Atlantische Oceaan overstak en Charles Kingsford Smith met zijn Fokker F.XII de Stille Oceaan over vloog, werd door de KLM gestart met commerciële intercontinentale lijnvluchten. Op 1 oktober 1931 opende de KLM haar wekelijkse dienst op Nederlands-Indië met de luchtlijn Amsterdam (Schiphol) - Batavia. Deze dienst werd aanvankelijk gevlogen met vier Fokker F.XII's, een nieuw driemotorig passagiersvliegtuig dat op verzoek van de KLM was ontwikkeld en zijn eerste vlucht had gemaakt op 5 december 1930. Het primaire doel van de lijndienst was het snelle vervoer van post; de route van 14.350 km werd in tien dagen gevlogen. Op deze postvluchten konden echter ook enkele passagiers meereizen.
Terwijl op kortere, Europese routes het aantal passagiers werd gemaximaliseerd, waren in de cabine van de F.XII slechts vier stoelen beschikbaar, waarvan er één gereserveerd was voor de boordwerktuigkundige. Omdat passagiers lange dagen in de cabine doorbrachten, werden hoge eisen aan het comfort gesteld. De Haagse firma H.P. Mutters & Zoon, onder meer gespecialiseerd in 'bewegende interieurs' (treinen, schepen), bouwde al vanaf 1923 in opdracht van de KLM de interieurs van de Fokker-toestellen waarmee werd gevlogen, en ontwikkelde speciaal voor deze nieuwe Indië-vluchten een ruim en modern ogend cabine-interieur met verstelbare metalen buismeubelen en betimmeringen in art-decostijl. De door Mutters geleverde leunstoelen kunnen beschouwd worden als het basistype van de business-class seats waarmee hedendaagse luchtvaartmaatschappijen het topsegment van hun passagiers op lange intercontinentale vluchten bedienen.
Kort na de eerste vluchten bestelde de KLM bij Fokker een nieuw, verbeterd en robuuster type driemotorige toestellen, die niet alleen naar de 'Oost' konden vliegen maar ook op een nieuwe transatlantische dienst naar de 'West' ingezet zouden worden. Deze lijndiensten spraken zeer tot de verbeelding van het grote publiek, onder meer door de legendarische kerstvlucht van de Fokker F.XVIII PH-AIP 'Pelikaan' in december 1933, en door de eerste transatlantische vlucht naar West-Indië in december 1934 door het zustertoestel PH-AIS 'Snip'. Voor de vijf nieuwe Fokkers F.XVIII bouwde Mutters een gelijksoortig interieur als voor de F.XII.
Behalve dat de vliegtuigstoel van Mutters een historische symboolwaarde heeft, reflecteert ze ook specifiek Nederlandse ontwerpopvattingen. In de jaren '20 werd voor passagiersstoelen in de eerste verkeersvliegtuigen doorgaans nog riet en rotan gebruikt. Deze materialen hadden echter als nadeel dat ze brandbaar zijn en dat er geen verstelbare stoelen mee gemaakt kunnen worden. De gecombineerde overwegingen van veiligheid en comfort zijn karakteristiek voor het 'bewegende interieur' in de twintigste eeuw, met name voor vliegtuigen en auto's.
Het metalen buismeubel dat rond 1926-1927 werd geïntroduceerd, vormde van meet af aan een interessant alternatief, zeker toen rond 1930 het lichte aluminium op kwalitatief gelijkwaardig niveau kon worden toegepast. Niettemin wijkt de keuze van de KLM voor haar intercontinentale interieurs aanzienlijk af van andere luchtvaartmaatschappijen, die ongeveer tegelijkertijd hun eerste langere, intercontinentale lijnvluchten uitvoerden. Waar de meeste maatschappijen hun passagiers probeerden tegemoet te komen met een luxe interieur dat deed denken aan lounges in hotels en op oceaanschepen, koos de KLM voor een expliciet modernistische benadering. De meubilering van de passagierscabines (waar overigens ook de marconist werkte) is functionalistisch ingericht: de kleine ruimte is zo open mogelijk gehouden, de stoelen zijn makkelijk te verwijderen doordat de poten met goed bereikbare beugels op de vloer zijn gemonteerd, door zuinig en licht materiaalgebruik wordt er gewicht bespaard zodat er of meer vracht meegenomen kan worden of de actieradius wordt verhoogd, en de koele machine-esthetiek benadrukt het moderne en georganiseerde karakter van het 'luchtreizen'.
Voor de vormgeving van de stoelen - die hoogstwaarschijnlijk in de eigen ontwerpstudio van Mutters zijn ontwikkeld - lijken de buismeubelen die kort daarvoor door andere meubelontwerpers en -fabrikanten waren geïntroduceerd een ijkpunt. Typologisch is deze stoel door de vorm van de achterpoten verbonden met de Beugelstoel die Gerrit Rietveld in 1927 ontwierp, en die door Willem Gispen werd als zogenaamde Diagonaalstoel vanaf 1927 werd doorontwikkeld in een goed produceerbare uitvoering, aanvankelijk bedoeld voor de Van Nellefabriek in Rotterdam. Ook voor andere elementen lijkt Gispen het voorbeeld te zijn geweest, met name de fauteuil v.f. no. 7 in de zeldzame uitvoering met zachte 'knakworst'-armleuningen en de door vertanding verstelbare rugleuning. Dergelijke vormovereenkomsten zijn bij buismeubelen eerder regel dan uitzondering: de productie van dit type meubel werd vanaf 1928 zeer populair, waarbij op bepaalde basismodellen eindeloos gevarieerd werd. Uiteraard spelen hierbij ook het materiaal en de (buig)machines waarmee het verwerkt wordt een bepalende rol: in veel gevallen wordt de vorm gedicteerd door technische (on)mogelijkheden. Gezien de overeenkomsten tussen de meubelen van Mutters en Gispen (zo is ook de marconistenstoel een variant op de Diagonaalstoel) is nader onderzoek naar een eventuele relatie gewenst.
Ondanks de vormverwantschappen moet het unieke karakter van deze stoel niet onderschat worden. Met uitzondering van de genoemde Gipsenfauteuil zijn er maar zeer weinig vergelijkbare ontwerpen te vinden, en deze zijn zonder uitzondering van later datum, zoals vastgesteld kan worden aan de hand van de typologie van het vroege buismeubel door Otokar Máçel. Maar ook de combinatie van materiaal en toepassing maakt deze stoel bijzonder. In die zin moeten aan de stoel naast generieke ook specifieke kwaliteiten worden toegekend.
Er is geen enkel exempaar bewaard gebleven van de Fokkers F.XII en F.XVIII waarmee de KLM haar intercontinentale vluchten uitvoerde, met uitzondering van de cockpitsectie van de 'Snip' die in het Curaçao Museum in Willemstad wordt bewaard. Evenmin zijn de interieurs van deze eerste intercontinentale passagiersvliegtuigen compleet of gedeeltelijk bewaard gebleven. Het enige tot nu toe bekende fragment uit deze interieurs is een stoel van hetzelfde type in de collectie van het Aviodrome te Lelystad. De bijbehorende voetenbank is nog wel aanwezig evenals de originele vorm van de armleuningen, maar de stoel is geheel overschilderd in een vermoedelijk niet originele kleur (ook de aluminium buis) en het rolkussen met verstelriem ontbreekt. Bij deze stoel is het verstelmechanisme anders uitgevoerd en esthetisch minder elegant opgelost.
[Ludo van Halem 2010]