Omschrijving
In een bergachtig landschap staat frontaal het kruis met het lichaam van Christus tussen twee schuin daarop geplaatste kruisen met de moordenaars. De laatsten hangen aan boomstammen met afgeknotte takken; de linker, de goede moordenaar, Dismas, de beschouwer toegewend en met opgeheven hoofd, is deels gebonden en deels genageld, terwijl de kwade moordenaar, Gestas, van de beschouwer afgewend, aan handen en voeten is genageld. Boven Christus' kruis komt God de Vader uit de wolken te voorschijn. Links onder zit Longinus met lans te paard, bijgestaan door een eveneens te paard zittende Romeinse soldaat, die voor de blinde Longinus de lans op Christus' zijde richt. Rechts twee ruiters, van wie één, de hoofdman, een lans houdt en de ander in gesprek is met een jongeling. Meer naar rechts, op een lager gelegen terrein, een ruiter boven wiens schouder de kop van een jongen uitsteekt, en een soldaat, die van achter het rechter kruis toeziet op een groep soldaten, bestaande uit een voorover op Christus' rok knielende soldaat, welke hij met één hand ophoudt, een soldaat in aanval met een dolk in de rechterhand, terwijl zijn linker grijpt naar de schouder van een soldaat, die door een ander bij het middel schijnt te worden tegengehouden. Links op de voorgrond valt Maria in zwijm. Zij wordt bij de linkerarm vastgehouden door de van rechts toesnellende Johannes en van achteren ondersteund door een heilige vrouw, die op haar beurt weer wordt opgevangen door een knielende heilige vrouw. Achter hen staan twee vrouwen in gesprek; iets meer op de achtergrond een galg met rad, waarop een corpus ligt, waarvan het hoofd op een stok is gestoken; in het verschiet Jeruzalem en de tempel. De bodem vertoont hier en daar vegetatie; op de achtergrond zweven tussen de kruisen enkele wolken. De soldaten zijn in pseudo-Romeins kostuum, de overige figuren in gewaden uit het tijdperk van het maniërisme.