Deze buste van Lodewijk XIV wijkt af van de meerderheid van gebeeldhouwde portretten van de Zonnekoning, door zijn formaat en zijn minder formele karakter. Het beeld is iets kleiner dan levensgroot, hetgeen het brons een ongewone intimiteit verleent. Ook het all’antica aspect van ’s konings uitdossing draagt daaraan bij: niet het vaak zo pompeuze staatsieharnas, maar een ingetogen kuras in Romeinse stijl met half zichtbaar vanachter de draperie de stralende zon – verwijzend naar Apollo - als het monarchale embleem van de Zonnekoning.
De buste is een ongewoon voorbeeld van een classicistisch heerserportret, waarbij de geportretteerde met krachtige en kantige trekken is neergezet. De koning is zelfbewust en licht hooghartig kijkend weergegeven, met een indrukwekkende in folio-pruik als enig contemporaine motief van zijn uitdossing. Het ontbreken van de dunne snor, die Lodewijk omstreeks 1690 definitief afzwoer, biedt een datum post quem voor het gieten van het beeld: in of kort na 1690.
Over de toeschrijving van het brons aan Desjardins bestaat in de literatuur een brede consensus - o.a. door De Nolhac, Pératé, Hoog, en De La Moureyre. Deze toeschrijving die zich goed laat onderbouwen uit vergelijkingen van het beeld met gedocumenteerd werk van de kunstenaar, zoals het marmeren standbeeld van de koning te Versailles, gemaakt voor de Duc de La Feuillade, in 1679, de verkleinde replieken in brons van zijn ruiterstandbeelden voor Lyon en Aix-en-Provence. (Souchal, I, p. 251, nr. 41 en idem, supplement, pp. 70, 74, 75 (nrs. 41, 46, 47); Robert Wenley, French Bronzes in the Wallace Collection, Londen 2002, pp. 50-53) of met zijn reliëfs voor het voormalige monument op de Place des Victoires (Cat. New York & Los Angeles 2009, nrs. 85, 86, 88). In al deze gevallen vinden we eenzelfde ingetogen classicisme – een aspect dat bij de andere grote portrettisten van de koning, Warin, Girardon en Coysevox, nooit zo nadrukkelijk aanwezig is - evenals dezelfde details en kledingmotieven, bijvoorbeeld het geplooide randje van zijn hemd onder het kuras, de uitwerking van de pupillen met een kleine spiraalvormige incisie, of de behandeling van de krullen van de pruik (cf. de portretten door Desjardins in marmer, zoals van Colbert de Villacerf en Pierre Mignard, beide in het Louvre, inv.nrs. MR 2172 en MR 2483).
Met de systematische vorstelijke propaganda van Lodewijk XIV bereikt het heersersportret in de Europese beeldhouwkunst een hoogtepunt, iets waaraan Martin Desjardins een belangrijk aandeel had. Op systematische wijze heeft de Zonnekoning zichzelf gemythologiseerd en gepropageerd tot de absolute monarch in Europa. Bij deze ‘fabrication of Louis XIV’, zoals Peter Burke het noemde, speelden portretten van de koning een essentiële rol. Al in een brief uit 1662 - van de schrijver Chapelain aan minister Colbert, het brein achter de vorstelijke kunstpolitiek - worden bronzen en marmeren portretbustes expliciet genoemd als symbolen om de glorie van de Zonnekoning uit te drukken en verspreiden: Il ya bien, Monsier, d’autres moyens louables de répandre et de maintenir la gloire de Sa Majesté...comme sont les pyramides, les collones, les stattues équestres, les colosses, les arc triomphaux, les bustes de marbre et de bronze [...]. Ze werden door de beste Franse kunstenaars vervaardigd en vaak ook in betrekkelijk grote aantallen gereproduceerd. Een zeer belangrijk deel daarvan – uiteraard vooral de publieke monumenten - ging echter verloren tijdens de Franse Revolutie. Lodewijks kunstpolitiek ter eer en glorie van zijn koningschap was een voorbeeld voor de rest van Europa, niet in de laatste plaats voor onze stadhouder-koning Willem III. Dit brons is een karakteristiek voorbeeld van die imago-politiek.
Het iets kleinere formaat doet vermoeden dat het niet werd vervaardigd voor een zeer formele omgeving, maar voor een wat intiemere locatie, bijvoorbeeld een persoonlijk kabinet of vertrek van de koning zelf of iemand uit zijn onmiddellijke entourage. Het gebeurde geregeld dat edelen uit de kring rond de vorst voor henzelf of voor de publieke ruimte portretten van Lodewijk XIV lieten maken.
Zo bestelde François d’Aubusson, Duc de La Feuillade, bij Desjardins in 1679 een marmeren standbeeld van de koning in de gedaante van een Romeinse keizer (Musée du Château de Versailles), bedoeld voor zijn Château d’Oiron (Deux-Sèvres). Twee jaar later besloot La Feuillade echter om dit beeld in Parijs op te stellen, samen met vier bronzen slaven rondom de sokkel (Parijs, Louvre), eveneens van Desjardins. Weer drie jaar later werd het marmeren beeld vervangen door een bronzen beeldengroep voorstellende Lodewijk XIV gekroond door de victorie tot de Gallische Hercules. In 1684 werd de publieke ruimte rond dit nieuwe monument geheel gerenoveerd naar ontwerp van de architect Jules Hardouin Mansart: het huidige Place des Victoires. Desjardins´ bronzen beeldengroep was het grootste standbeeld en belangrijkste monument voor een Franse monarch tot dan toe. De beeldengroep had Desjardins in eigen atelier gegoten, iets wat zeer bijdroeg aan het prestige van de beeldhouwer. Het monument was een instant succes en leidde tot nieuwe monumentale opdrachten voor de beeldhouwer, waaronder twee levensgrote ruiterstandbeelden van Lodewijk XIV, respectievelijk Aix-en-Provence (model niet uitgevoerd) en Lyon (vernietigd tijdens de Revolutie).
De kunstenaar
De maker van het brons, Martin Desjardins [‘Van den Bogaert’] wordt algemeen gerekend tot de voornaamste beeldhouwers aan het hof van de Zonnekoning. Geboren in Breda en opgeleid in het Antwerpse atelier van Pieter Verbruggen vertrok hij in de loop van de jaren ’50 naar Parijs. Daar nam hij de Franse versie van zijn naam – Desjardins – aan. Vanaf de jaren ’70 behoorde hij met Girardon tot de kleine kern van hofbeeldhouwers van Lodewijk XIV, werkend aan allerlei monumenten in Parijs en Versailles. Desjardins bezat twee ateliers, een grote werkplaats in de rue Saint-Marc waar hij woonde en grote beelden hakte en goot, en een kleinere in het Louvre waar hij bronzen van klein formaat (zoals deze buste) vervaardigde. Onder zijn medewerkers in het atelier in het Louvre was ook de befaamde gieter van Brusselse komaf, Roger Schabol, die in de jaren ’90, na de dood van Desjardins, diens modellen bleef gieten, zoals het door Schabol gesigneerde exemplaar uit 1699 met de trekken van keurvorst Max Emanuel van Beieren (Neurenberg, Germanisches Nationalmuseum).
In Desjardins’ atelier-nalatenschap komen in 1694 verschillende bronzen of pleister modellen voor bronzen beelden voor, die ten overvloede bewijzen dat het medium in zijn werk een belangrijke rol speelde. Daaronder ook ‘un buste de bronze du Roy pour Monseigneur le Cardinal d’Estrées prisé huit cent livres’, dat wel in verband wordt gebruikt met het hier aangeboden exemplaar, iets wat gezien de waarschijnlijke datering van de buste (kort na 1690, zie onder) inderdaad niet uitgesloten is. De hoge taxatie van dit beeld – 800 livres – is indicatief voor de grote waardering van Desjardins’ bronzen.
Desjardins’ werk, vooral de monumenten en bustes, nemen een vooraanstaande plaats in onder de Franse hofsculptuur van de tweede helft van de 17de eeuw. Tegenover de barokke en pompeuze heroïsering door Girardon en Coysevox plaatste Desjardins een meer ingetogen en verfijnd -noordelijk(?) - classicisme, waarvan deze buste een uitmuntend voorbeeld is.