De kandelabers zijn een zeldzame Nederlandse variant op een internationaal model, waarvan de oorsprong direct aanwijsbaar is. Het model werd omstreeks 1820 ontwikkeld in Frankrijk, en verwierf in het internationale hofleven al snel een grote populariteit. In verschillende internationale centra werden in de jaren daarna varianten ontwikkeld, die tot de fraaiste interpretaties van het Biedermeier behoren. De vroegste voorbeelden voor het Nederlandse hof zijn vrij getrouwe, vereenvoudigde varianten op Franse modellen, zoals die onder andere door de beroemde Parijse zilversmid Odiot werden vervaardigd (Odiot, p. 133, afb). De Brusselse zilversmid Dutalis leverde er verschillende. Prins Alexander bezat verschillende exemplaren, die hij omstreeks 1830 van de Erfprins van Oranje, de latere koning Willem II kreeg (Dutalis, cat. nr. D159) en ze maakten onderdeel uit van het toiletstel, dat in 1830 als huwelijksgeschenk van Willem I diende voor zijn dochter prinses Marianne (Dutalis, p. 133). Na de afscheiding van België werden vergelijkbare kandelabers besteld bij Pijzel in Den Haag; ze maakten in 1839 onderdeel uit van het geschenk van de stad aan de erfprins Van Oranje, de latere koning Willem III. Voor het echtpaar Von Nagell-Van Nagell leverde Pijzel kandelabers met een iets rijkere versiering, waarbij vooral de gelobde vormen van de voet en de kaarsenhouders in het oog springt. Interessant is ook de vorm van de bladranken, die tussen de armen zijn aangebracht. Zij zijn een vrij directe – en voor Nederland uitzonderlijke – verwijzing naar het Grieks- georiënteerde classicisme dat juist in de jaren veertig in zwang kwam.