Omschrijving
De band bestaat uit een voor- en een achterblad, beide rechthoekig en beide scharnierend verbonden met de gebogen rug. Aan de binnenkant van de bladen lopen langs boven-, onder- en buitenzijde naar binnen gebogen randen, op de hoeken verbonden door geprofileerde lijsten , waarin de bladen van het missaal gevat zijn. Aan de binnenkant van de rug zijn langs boven- en onderzijde schutbladen met een geschulpte contour aangebracht, ter bescherming van de rug van het boek. De band kan worden afgesloten met twee klampen, die om aan het voorblad bevestigde lipjes sluiten. De klampen hebben gegolfde zijkanten. Voor- en achterblad en de rug van de band worden omgeven door een geprofileerde rand. Op voor- en achterblad is daarbinnen een vlakke lijst geplaatst, afgesloten door een profiel en op de hoeken versierd met opgelegde, gegoten culots. De lijst omvat een veld met een geponste grond. Op het voorblad is dit versierd met een groot ovaal medaillon omgeven door een in het midden van de onderzijde opkrullende lijst, die in het midden van de bovenzijde wordt onderbroken door een klamp en aan de zijkanten door bladvoluten. In het medaillon is de hemelvaart van Maria weergegeven: Maria stijgt ten hemel, omgeven door negen engelen waarvan enkelen attributen dragen -- een kroon en een scepter, een rozenkrans en palmbladeren -- terwijl anderen Maria's gewaad ophouden. Boven de klamp aan de bovenzijde is een kleiner ovaal medaillon geplaatst, waarin de staande figuur van de H. Elisabeth van Hongarije met een bedelaar. In de vier hoeken van het blad zijn de vier Latijnse kerkvaders te halven lijve afgebeeld: linksboven Gregorius de Grote met de pauselijke tiara en kruisstaf, rechtsboven Ambrosius met de bisschopsmijter en kromstaf, linksonder Hiëronymus met een crucifix, begeleid door zijn leeuw, en rechtsonder Augustinus met de bisschopsmijter en kromstaf en een vlammend hart. Tussen de aan de onderzijde afgebeelde kerkvaders is een symmetrisch ornament van bladvoluten aangebracht. De versiering van het grote veld op het achterblad vertoont een soortgelijke indeling als op het voorblad. Op het grote medaillon is hier het Laatste Avondmaal weergegeven in een interieur met een hangende brandende olielamp en een liggende, op een bot kluivende hond. In het kleine medaillon de staande figuur van de H. Willibrordus, met de bisschopsmijter en kromstaf, in een landschap met een kerkmodel. In de vier hoeken de Vier Evangelisten te halven lijve: linksboven Johannes met een adelaar, rechtsboven Lucas met een stier, linksonder Marcus met een leeuw en rechtsonder Mattheüs met een engel. Ze zijn allen met een boek afgebeeld, Johannes, Lucas en Mattheüs bovendien met een vederpen. Tussen de onder weergegeven heiligen is weer een ornament van bladvoluten aangebracht, dat echter afwijkt van dat op het voorblad. De rug is door middel van opgelegde profielen in vier vakken verdeeld, waarin ovale velden met een geponste grond zijn uitgespaard. In deze velden zijn van boven naar beneden weergegeven de H. Nicolaas, als bisschop gekleed, bij een kuip met drie kinderen, de Doop in de Jordaan, de H. Jacobus met een pelgrimsstaf en de H. Catharina met een zwaard, een palmtak en een gebroken rad. Op de beide klampen is het Lam Gods met het kruis, liggend op het boek met de Zeven Zegelen, weergegeven. De klampen worden aan boven- en onderzijde afgesloten door geprofileerde, zich verbredende gedeeltes. De band bevat een geïllustreerd missaal uit 1882 (Missale Romanum... Ratisbonae, Neo Eboraci et Cincinatii Sumptibus, Chartis et Typis Friderici Pustet, S. Sedis Apost. et Sacr. Rit. Congr. Typographi)