AK-NM-6466 Vissenkom
• Famille rose porselein
• Onderdeel van Royers porseleinverzameling
• Gepubliceerd: Jörg 1997, nr. 253
Zoals bekend is voor Royers porseleincollectie over het algemeen de inventaris van de Van der Kellen uit 1876 de vroegste bron [Van Campen 2021, pp. 66-69]. In de eerdere inventaris, die door Van de Kasteele uit 1816 werd het porselein immers slechts als groep aangeduid. Er zijn een paar uitzonderingen, de meest uitzonderlijke stukken, die Van de Kasteele in 1816 wél afzonderlijk vermeldde. Daaronder waren ‘twee extraordinaire fraaije groote kommen of vischvijvers.’ Ongetwijfeld is dit daar één van. Waar de andere is gebleven is een raadsel. In Van der Kellens beschrijving van 60 jaar later komt hij al niet meer voor.
Zeer grote kommen werden in China inderdaad waarschijnlijk gebruikt voor vissen, al bestaan er geen aanwijzingen dat dit model in China werd gebruikt – ze zijn niet terug te vinden in oude Chinese collecties en hebben vaak een beschildering die tegemoet komt aan de wensen en verwachtingen van de Europese kopers. In Europa waren dit in principe voorwerpen voor de zeer rijken die zich met grote vazen en deze grote kommen reprenstatief inrichtten. De vissenkom werd dan ofwel niet gebruikt ofwel voor planten. Een goed voorbeeld van een entourage waarin grote stukken porselein bijeengebracht werden in een nieuw classicistisch interieur, is het paleis van de cardinal de Rohan in Saverne in de Franse Vogezen [Martin 2008]. Het kasteel van de prinselijke kardinaal Louis René Édouard de Rohan-Guéménée (1734-1803) brandde af in 1779 en werd vervolgens herbouwd en opnieuw ingericht. Grote vazen, twee porseleinen pagodes en een paar van deze kommen behoorden tot de stukken die speciaal gevonden werden voor de aankleding [Martin 2008, cat.nr. 6]. Rohans kommen hadden fraaie bronzen voeten in de Lodewijk XIV-stijl en de kommen zijn inderdaad vroeger dan Royers exemplaar – uit de Kangxi-periode.
Ook van een kom uit de collectie van de graven van Hessen-Kassel kan een vorstelijke herkomst worden vastgesteld – de kom wordt daar in een inventaris uit 1760 vermeld [Porzellan 1990, nr. 154]. Een ander exemplaar stamt uit de Zweedse koninklijke collectie [Wirgin, 1998, p. 107]. Uitzonderlijk is het gebruik van een vergelijkbare grote kom als doopvont (in ieder geval vanaf 1810) in de Rooms katholieke kerk Sint Petrus’ banden in Driebergen-Rijsenburg [Krapels Schram 2020]. In de meeste gevallen ontbreekt de oude provenance-informatie, maar aangenomen mag worden dat het voor een particuliere verzamelaar een uitzonderlijk object was. Royers exemplaar is bijzonder fraai en rijk gedecoreerd. De gestileerde kleurrijke bloemranken op een krulmotiefondergrond past in de smaak van het midden van de 18de eeuw. De strooibloemen en vooral de vlinders in de holle rand van de nek zijn verwant aan de vlinders in de ontwerpen voor Chinees porselein door Cornelis Pronk uit de laten jaren ’30 van de 18de eeuw. Ook de beroemde vissenkom in het Kunstmuseum Den Haag, met voorstellingen van stadia van de porseleinproductie, heeft een vergelijkbare rand (inv.nr. 0558797, datering 1739-1750, iets minder gedrukt dan Royers exemplaar). Royer zal de overeenkomst hebben kunnen zien van de schildering in de twee grote velden op deze kom met de bloemen en vogels in zijn albums. Die dateren weliswaar uit de jaren ’70 maar de gelijkenis is opvallend.
Bronnen:
Porzellan aus China und Japan: die Porzellangalerie der Landgrafen von Hessen-Kassel, Berlijn, 1990.
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
Jan Wirgin, Fran Kina till Europa. Kinesiska konstföremal fran de ostindiska kompaniernas tid, Stockholm, 1998.
Etienne Martin, Le goût Chinois du cardinal Louis de Rohan. Les collections extrême-orientales du musée des arts décoratifs (tent.cat. Musées de la ville Strasbourg), Straatsburg, 2008.
Lucien Krapels Schram, ‘Een Chinese vissenkom in gebruik als een christelijk doopvont’, Aziatische Kunst 50/3 (2020), pp. 31-34.
Jan van Campen, Collecting China. Jean Theodore Royer (1737-1807), collections and Chinese studies, Hilversum, 2021.