AK-NM-6458 Twee dekselpotten
• Japans gekleurd porselein – Kakiemon-stijl
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
• Mogelijk afkomstig van Susanna Louise Huygens
Het hoogtepunt van de productie van Kakiemon-porselein valt in de periode 1670-1690. Dat is eigenlijk heel vroeg – de technische perfectie werd snel bereikt. Het is een beetje lastig te begrijpen dat er rond 1685 vraag ontstond naar porselein met een iets andere decoratie. Menno Fitski heeft gewezen op een order vanuit Batavia aan het opperhoofd in Deshima uit 1685, waarin gevraagd werd om stukken met minder kleur, maar met meer blauw [Fitski 2011, p. 87]. Dit paar voldoet aan die wens. Volgens Fitski is deze specificatie van de bestelling des te belangrijker omdat het de opmaat vormde voor de productie en uitvoer van het zogenaamde Imari-porselein (onderglazuur blauw, rode emails en goud, soms aangevuld met andere kleuren emails) dat Kakiemon grotendeels zou verdringen als gekleurd exportporselein. Deze vroege stukken worden nog tot de groep Kakiemon-stijl gerekend; ze zijn nog terughoudend beschilderd, allengs zou het drukker en bonter worden. Dat dit type porselein geliefd was onder vooraanstaande liefhebbers (zoals dat ook gold voor Kakiemon) blijkt uit de aanwezigheid van overeenkomstige stukken in vorstelijke en aanzienlijke collecties: Hessen-Kassel en Burghley [Hinton & Impey 1989, nr. 11A; Porzellan aus China und Japan 1990, nr. 207]. Delftse kopieën wijzen eveneens op een sterke vraag [Ayers 1990, nr. 120].
Deze constatering dat er rond 1685 een wens ontstond naar drukker en voller beschilderd porselein schuurt wel enigszins met mijn betoog bij Royers Kangxi blauw-wit waar juist een ontwikkeling zichtbaar lek te zijn naar meer wit en meer rust, overeenkomstig het porselein op de prenten van Daniël Marot (zie bijvoorbeeld de toelichting bij AK-NM-6720 en vele andere). Waarschijnlijk is die behoefte aan rust weer niet iets later (ca. 1700?) en bestonden er natuurlijk ook smaken naast elkaar.
Mogelijk vond Royer deze dekselpotten bij zijn oudtante Susanna Louise (1714-1785). Na haar overlijden kocht hij veel porselein uit de boedel. In de inventaris wordt als tweede item van het gekleurde porselein (ik zie – terecht of onterecht – in die notering vrijwel bovenaan de lijst een aanwijzing voor het belang dat de notaris aan de stukken hechtte): ‘Twee Japansche bagyne potten met dekzel’. Voor een bespreking van het begrip bagijne potten, zie de toelichting bij AK-NM-6775. Het is een positief waardeoordeel en kan voor deze vorm gebruikt worden. Desondanks blijft de beschrijving summier. Als de datering voor dit porselein ‘vanaf 1685’ is, kan het nauwelijks meer tot Constantijn Huygens porselein gerekend worden. Constantijn overleed in maart 1687. Blijkbaar waren er ook in de generaties na hem familieleden met een uitgesproken smaak en kennis, en met gevoel voor kwaliteit van porselein.
Bronnen:
Mark Hinton en Oliver Impey, Kakiemon porcelain from the English country house: flowers of fire, Londen, 1989.
John Ayers, Porcelain for palaces: the fashion for Japan in Europe 1650-1750 (tent.cat. British Museum), Z.pl., 1990.
Porzellan aus China und Japan: die Porzellangalerie der Landgrafen von Hessen-Kassel, Berlijn, 1990.
Menno Fitski, Kakiemon porcelain: a handbook, Leiden/ Amsterdam, 2011.