AK-NM-6441 Drie knobbelflessen
• Chinees Imari porselein, hier gerubriceerd bij het famille verte
• Onderdeel van Royers porseleinverzameling
• Gepubliceerd: Jörg 1997, nr. 224 met refs; Van Campen 2000, nr. 96 p. 196 met nog meer refs
Royer bezat deze drie knobbelflessen, en dat waren de enige stukken die tot het Chinese Imari gerekend kunnen worden. Om praktische redenen zijn ze hier bij het famille verte gevoegd. Gekleurd Chinees porselein werd na 1683, toen uitvoer vanuit Jingdezehn naar het Westen weer op grote schaal mogelijk werd, meteen zeer gewild in Europa. De productie van famille verte floreerde. Maar de handel in gekleurd porselein was vóór 1683 al begonnen in Japan. Het is dus niet verwonderlijk dat een deel van het Chinese porselein Japanse voorbeelden navolgt. Japans Imari, druk beschilderd met onderglazuur blauw, bovenglazuur rood en goud (en soms nog een aantal andere emails) werd in China nagevolgd: Chinees Imari. Miki Sakuraba maakt aannemelijk dat het grootste deel van dit Japanse Imari porselein door Chinese handelaren vanuit Japan naar havens in Azië werd verscheept (waaronder Batavia), waar het door Europese handelaren werd gekocht en naar Europa verscheept [Sakuraba 2014]. Het is logisch dat de Chinese handelaren die bij deze transacties betrokken waren al snel begonnen Chinese producten die op dezelfde manier beschilderd waren, op de markt te brengen. Het is interessant dat in sommige Chinese stukken een duidelijke Japanse schilderstijl te herkennen is, in andere komt de kleurencombinatie nog met het Japanse voorbeeld overeen, maar zijn de motieven Chinees van aard geworden. Deze knobbelflessen horen duidelijk tot de eerste groep. Dat komt vooral door de stilering van bloemen, en bladen. Die bladeren zijn als een meedogenloos patroon over het oppervlak gedrapeerd. Op de middelste knobbel is een geabstraheerde chrysant aan het boeket toegevoegd. Deze bloemen zijn bovendien schuin in de ruimte van de knobbel geplaatst, op een manier die de voorstelling enige spanning verleent. In de bovenste knobbel is rond de prunustak veel wit gelaten.
Deze flessen moeten in ruime hoeveelheden zijn gemaakt – ze komen in veel collecties voor [Jörg 1997 en Van Campen 2000]. Ook August de Sterke had vergelijkbare flessen [Zimmermann 1923 vol 2, pl. 117/ Ströber 2001, nr. 37], maar die waren ongeveer twee keer zo hoog (70,2 cm)! Hetzelfde geldt voor een exemplaar in de Engelse koninklijke collectie [Ayers 2016, vol. I, nr. 556].
Bronnen:
Ernst Zimmermann, Chinesisches Porzellan und die übrigen keramischen Erzeugnisse Chinas, Leipzig, 1923.
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
Jan van Campen, Vervolg op: de Haagse jurist Jean Theodore Royer (1737-1807) en zijn verzameling Chinese voorwerpen, Amsterdam, 2000.
Eva Ströber, "La maladie de porcelaine...": ostasiatisches Porzellan aus der Sammlung August des Starken = "La maladie de porcelaine...": East Asian porcelain from the collection of Augustus the Strong, Berlijn, 2001.
Miki Sakuraba, ‘The Chinese junks’ intermediate trade in Japanese porcelain for the West’, in: Jan van Campen en Titus Eliëns (red.), Chinese and Japanese porcelain for the Dutch Golden Age, Zwolle, 2014, pp. 109-127.
John Ayers, Chinese and Japanese works of art in the collection of Her Majesty The Queen, Londen, 2016.