AK-NM-6432 Kom met deksel en (niet bijpassende) onderschotel
• Gekleurd – monochroom porselein
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
Omdat er wordt getwijfeld of de vaasjes AK-NM-7370 en 6371 wel 18de-eeuws zijn en tot Royers verzameling hebben behoord, is deze schelp eigenlijk het enige monochrome stuk porselein dat we – zonder tegenbericht – beschouwen als onderdeel van Royers collecties. Zoals ook bij de gecraqueleerde kleine vazen het geval was, zijn vergelijkbare schelpen bekend met uitvoerige Franse vergulde monturen uit het midden van de 18de eeuw [Lunsingh Scheurleer 1980, afb. 283 (Walters Gallery), Krahl 1996, vol. II, nr. 263 (Rothschild collectie)]. Zoals bekend waren monochromen geliefd in Frankrijk, en niet in Nederland. De Franse smaak voor porselein nam aan het eind van de 17de eeuw al een andere wending dan die in Nederland. Het ging in Frankrijk in het algemeen om kleinere aantallen stukken – vaak gemonteerd – die fraai combineerden met andere kostbaarheden in een collectie. Porselein sloot aan op hardstenen voorwerpen. Terwijl in Nederland de volle Marot-opstellingen nog lang na-ijlden, bestond in Frankrijk vaak al een grotere aandacht en kieskeurigheid voor afzonderlijke stukken. Dit komt naar voren in de manier waarop porselein in veilingcatalogi van vooraanstaande collecties beschreven wordt [Castelluccio 2013]. In de catalogus van de veiling van de collectie Randon de Boisset uit 1777 staat bijvoorbeeld: ‘par le ton doux & distingué de sa couleur… elle donne une variété brillant, étant artisement distribuée dans un cabinet.’ [Castelluccio 2013, p. 156 en cat. Randon de Bossiet 1777 (Lugtnr. 2652) vol. II, p. 74]. De voorliefde voor bleu céleste, de term die voor deze kleur blauw [maar ook voor het lichtere turkoois?] komt ook tot uitdrukking in de Sèvres schelpen, met precies deze vorm en een iets lichter maar toch zeer overeenkomstig glazuur. Deze Franse stukken kunnen gedateerd worden tussen 1763 en 1768 [Jarry 1981, pl. 125].
Voor de onderschotel heb ik geen vergelijkbare exemplaren in andere collecties kunnen vinden. De gedachtegang ‘dit is zo lelijk, dus het moet wel 19de-eeuws zijn’ is aanlokkelijk, maar de vreemde monsters zijn ook te vinden op een dekselpot met dit glazuur, voorzien van een Frans montuur uit het midden van de 18de eeuw [Jarry 1981, pl. 230].
Deze Franse manier van verzamelen was slechts van geringe betekenis voor de porseleinappreciatie in Nederland. Maar het lijkt me sterk dat het geheel onbekend was. Een zeer belangrijke porseleincollectie uit deze tijd, die van de gebroeders Bisschop (geveild 1771) lijkt deels gemodelleerd naar Frans voorbeeld. Natuurlijk keek men naar Franrijk, het internationale ijkpunt van de goede smaak! Ik ga er daarom vanuit dat ook Royer op de hoogte was van deze Franse smaak voor Chinees (en Japans) porselein en dat dat een stimulans kan zijn geweest deze schelp aan zijn collectie toe te voegen.
Bronnen:
Daniel François Lunsingh Scheurleer, Chinesisches und japanisches Porzellan in europäischen Fassungen, Braunschweig, 1980.
Madeleine Jarry, Chinoiseries: le rayonnement du goût chinois sur les arts décoratifs des XVIIe et XVIIIe siècles, Fribourg, 1981.
Regina Krahl, The Anthony de Rothschild collection of Chinese ceramics, Londen, 1996.
Stephane Castelluccio, Collecting Chinese and Japanese porcelain in pre-revolutionary Paris, Los Angeles, 2013.