Title(s)

Gezag (Potestas), Aanzien (Nobilitas) en Welwillendheid (Liberalitas)
Door Gelt, gewelt, en Magesteyt, Monarchen syn verheven, en die het alles wijs beleyt, dess nemen can en geven (title on object)
Schema, seu speculum principum (series title on object)
Belangrijkste bezigheden van een prins (series title)
Van de Coningen van Persen (series title)
Den Grooten Figuer-Bibel (...) (series title)

Object type

• print

Object number

RP-P-1982-306-300

Catalogue reference

• Hollstein Dutch 533-copy
• New Hollstein Dutch 379
  Remark: copy

Inscriptions / marks

• inscription: ‘Door Gelt, gewelt, en Magesteyt, Monarchen syn verheven, en die het alles wijs beleyt, dess nemen can en geven’
• number: ‘270’

Description

Titelprent met de vrouwelijke personificaties van drie belangrijke eigenschappen van een prins: Gezag (Potestas), Aanzien (Nobilitas) en Welwillendheid (Liberalitas). Potestas draagt een palmtak en een scepter. Nobilitas zit op een troon met de wapenschilden van de hertog van Savoye en de Habsburgers. Liberalitas houdt een wereldbol vast en ledigt een beurs met geld. Deze prent maakt deel uit van een album.

Artist

• print maker: anonymous
• after print by: Johann Sadeler (I)
• after drawing by: Jan van der Straet
• publisher: Claes Jansz. Visscher (II) (mentioned on object)
• publisher: Jan Philipsz Schabaelje

Place

after print by: Antwerp
publisher: Amsterdam
publisher: Alkmaar

Dating

1597 - 1646

Material

• paper

Technique

engraving

Measurements

height 223 mm × width 279 mm

What

• power, 'Potestas' ~ one of the seven gifts of the soul
• Nobility; 'Nobiltà' (Ripa)
• Generosity, Liberality; 'Generosità', 'Liberalità' (Ripa)
• armorial bearing, heraldry

Acquisition

purchase 1982

Copyright

Public domain

Is part of

• Prentbijbel met voorstellingen uit het Oude en Nieuwe Testament (RP-P-1982-306)

• Johannes Stradanus, Marjolein Leesberg, dl. III, p. 81-82, cat.nr. 379
• Aegidius Sadeler to Raphael Sadeler II, Dieuwke de Hoop Scheffer, p. 171, cat.nr. 533
• Broeders in de geest, Piet 1949- Visser, dl. 2, p. 301-362