Description
In een schuin oplopend landschap staat in het midden het kruis tussen die der beide moordenaars, van wie de rechter met baard met de rug naar Christus is gekeerd. Twee mannen op tegen het kruis geplaatste ladders zijn bezig het slap overhangende lichaam van Christus over te geven aan een beneden hen staande man, die zijn armen er naar uitstrekt. Meer op de voorgrond houdt Johannes Maria op, die haar armen naar Christus opheft. Geheel links een heilige vrouw met opgeheven armen, aan de voet van het kruis een andere, zittend, als in gebed verzonken, en Maria Magdalena met haar armen opgeheven frontaal voor het kruis. Rechts van het kruis twee farizeeërs in gesprek en achter hen een derde figuur. Meer op de voorgrond een half op de rug geziene soldaat met rondas, een tweede met hoekig schild, een morgenster en aan zijn zijde een dolk. Een op de rug geziene, naar rechts gewende soldaat houdt één voet tegen de reliëfrand. Bovenop het kruis de titulus. De achtergrond met links een boom wordt gevormd uit ranken met bloemen met geheel rechts boven een door een wolk verduisterde maan. Christus en de heilige vrouwen hebben aureolen. De figuren zijn in de kleding van de tijd, waaronder zijn op te merken jodenhoeden, een kaproen enz.