Description
Op een grondje ligt Christus uitgestrekt op een lijnwaad tussen Maria en Maria-Magdalena. Op de achtergrond een kleine Calvarieberg, waarop een gewas. Maria zit met het met doornen gekroonde hoofd van Christus op haar schoot. Zij houdt de handen gevouwen en heeft haar hoofd iets opzij. Christus' ogen zijn gesloten, de mond is half geopend en de doorboorde handen liggen slap langs het lichaam. Aan zijn voeten knielt Magdalena, die met de linkerhand het lijnwaad ophoudt, terwijl zij met de rechter haar tranen afveegt met een slip van de lange smalle doek, die van haar tulband neerhangt. Maria is gekleed in een gewaad met ronde halsuitsnijding, de over het hoofd geslagen mantel valt iets terug, waardoor haar hoofddoek duidelijk is te zien. Magdalena draagt een wijde rok en een nauw jak, dat voor de borst sluit en waaronder nog het hemd zichtbaar is. De korte pofmouwen, afgezet met franje, gaan in breed uitlopende mouwen over; bij de rechterpols is nog een deel van de mouw van een ondergewaad te zien. Op het deels loshangende, deels gevlochten haar, dat in een grote lus op haar schouder hangt, draagt zij een met een kleinood versierde tulband, welke onder de kin door een sjaal wordt vastgehouden en waarvan zij het einde in de rechterhand ophoudt.