AK-NM-6775 Dekselpot
• Overgangsporselein
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
• Mogelijk onderdeel van Huygens’ porseleincollectie
• Oorspronkelijk twee exemplaren (inventaris Van der Kellen 1876)
• Gepubliceerd: Jörg 1997, nr. 64
• Met dank aan Fan Lin, Qinxin He and Erika Riccobon, Universiteit Leiden, voor informatie over de voorstelling
De voorstelling van vazen met bloemen sluit aan bij de liefde onder literaten om binnenshuis de natuur onder handbereik te hebben: miniatuurbomen, fraaie stenen, bloeiende planten én bloemarrangementen in vazen. Een vaas met bloemen was niet alleen op porselein, maar ook in de schilderkunst een passend onderwerp. Zie bijvoorbeeld Chen Hongshou ‘The Elegant Offerings for early Tribute’ uit dezelfde periode in het Palace Museum in Peking.
Deze vorm dekselpot is in de Overgangsperiode ontwikkeld. Het vroegst gedateerde exemplaar is uit 1640, maar een scheepswrak (gezonken 1638) bevat al een scherf van een dergelijke pot [Canepa en Butler 2021, pp. 193 en 195]. Verschillende decors zijn op dergelijke potten bekend: losse bloemtakken, personen in een landschap en, zoals hier, vazen verwant aan archaïsche bronzen exemplaren, gevuld met bloemen [Butler en Wang 2006, no. 13 voor een vergelijkbaar stuk met vergelijkbare decoratie ]. Dergelijke potten kwamen voor in de lading van de Hatcher jonk (gezonken 1643) en ook op een familieportret van Adriaen van Ostade uit 1654, waarbij vrij hoog op de lambrisering drie van deze potten staan. Hiermee wordt wel duidelijk dat ze al in de 17de eeuw in Nederland waren.
Een bijzonder schilderij uit het begin van de 18de eeuw geeft een indruk van de hoge waardering van voor dit porselein op dat moment. Nicolaas Verkolje (1673-1746) schilderde in 1726 een portret van Sara van Lingen (1668-1740) met een vergelijkbare dekselpot in haar hand [Knolle en Korthals Altes 2011, nrs. 17-23]. Het portret maakt deel uit van een serie – familieleden zijn steeds in dezelfde nis geportretteerd met iets in hun hand dat hun dierbaar was of naar een geliefde tijdsbesteding verwees. Het porselein zal dus niet een willekeurige rekwisiet zijn geweest. Het is interessant dat het juist een (bijna 100 jaar) oud stuk is dat Sara als haar schat presenteert. Dit komt overeen met de algemene karakteristiek van Royers porseleinkamer: oud was geliefd.
Er is goede reden aan te nemen dat Royer deze pot overnam uit de boedel van zijn tante Susanna Louise Huygens en dat het zowel voor Royer als voor haar tot de bijzondere stukken in de inboedel behoorde. De Huygens-boedelbeschrijving is per rubriek opgesteld en geeft dus over het algemeen geen informatie over de plaats van de stukken in het huis. Voor de als eerste gemelde stukken met blauwe decors is dat anders. ‘Twee bagynen potten, dito [bloemwerk] voor de schoorsteen in de zijkamer aan de Noordzijde’. Ze worden daar vermeld samen met twee flessen en twee grote rolwagens. Door de combinatie met rolwagens – een typische Overgangsvorm - lijkt het erop dat hier een groepje Overangsporselein wordt beschreven; de plek voor de schoorsteen geeft aan dat het om potten van enig formaat ging en de plek in de beschrijving – meteen aan het begin, wijst op het belang dat juist aan deze stukken werd gehecht. Het ging in 1786, maar ook nog bij museum-inventariastie in 1876 om twee potten, één is helaas verloren gegaan in de jaren in het Nederlandsch Museum. De aanduiding ‘bagynen pot’ kan zeker op dit exemplaar slaan aangezien volgens het WNT bagijn (weliswaar vooral in België) geregeld gebruikt werd om aan te duiden dat iets ‘lekker, fijn of keurig in zijn soort’ is - een uitstekend gekozen bijvoeglijk naamwoord om deze pot te typeren. Het is verleidelijk de herkomst nog een stap verder te zoeken en een band te ontdekken met Constantijn Huygens. Concrete aanwijzingen ontbreken, maar wel kan worden opgemerkt dat Sasanna Louise in hetzelfde huis woonde als Constantijn en dat dit huis ononderbroken in de familie was gebleven. Het ensemble van Overgangs-flessen, -vazen en -potten voor de haard in de zijkamer kan daar heel goed ongewijzigd hebben gestaan vanaf het moment dat Constantijn het huis bewoonde en inrichtte. Dat hij toen Overgangsporselein bezat kan eigenlijk niet anders. Het was het meest gewilde porselein van het moment en Huygens liefde voor Aziatische luxegoederen is bekend. Of deze pot ook echt van Constantijn is geweest is niet met zekerheid te zeggen, maar ik reken erop.
Bronnen:
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
Michael Butler, Wang Qingzheng, Seventeenth century Jingdezhen porcelain from the Shanghai Museum and the Butler collections: beauty's enchantment, Londen 2006.
Paul Knolle en Everhard Korthals Altes (red.), Nicolaas Verkolje 1673-1746; de fluwelen hand (tent.cat. Rijksmuseum Twenthe), Zwolle/ Enschede 2011.
Teresa Canepa en Katherine Butler, Leaping the dragon gate; the Sir Michael Butler Collection of Seventeenth-Century Chinese porcelain, Londen, 2021.