AK-NM-6547 Beeld van Guanyin
• Dehua blanc de Chine
• Onderdeel van Royers studiecollectie (inventaris Van de Kasteele 1816, nr. 276)
• Mogelijk afkomstig van Susanna Louise Huygens
Dit stuk is door Van de Kasteele geïnventariseerd als onderdeel van Royers studiecollectie, niet van zijn porseleinverzameling. Dat is in dit geval natuurlijk goed te begrijpen – het is in de eerste plaats een beeld van een boeddhistische bodhisattva, en ook voor Royer zal dat (de voorstelling van een Chinese godheid) in de eerste plaats het belang van dit object zijn geweest. Helaas is een door Royer zelfgeschreven inventaris van zijn verzameling niet bewaard gebleven, maar er zijn aanwijzingen dat hij informatie op losse briefjes bij de voorwerpen bewaarde. In enkele gevallen zijn die bewaard en sowieso blijkt uit de beschrijvingen in de inventaris die Van de Kasteele ná de dood van Royers weduwe maakte, dat er informatie was waarvan Van de Kasteele gebruik kon maken. In het geval van Guanyin is zo’n aantekening van Royer op een los blaadje bewaard. Royers fascinatie voor de taal, de juiste benoeming van objecten en begrippen komt daarin naar voren. Er staat het volgende: ‘Quam yen, een beschermgeest of Heilige van ’t vrouwelijke geslagt in ’t Chineesch [volgen twee Chinese karakters: Guan yin] quam ijen. Bij onze Europeesche schrijvers word deeze naam veel maalen geschreven Kao-nan, Ku gnan, Quo-nang &c. doch verkeerdelijk.’ Mogelijk hoorde deze notitie bij zijn rolschildering van Guanyin (Museum Volkenkunde RV-360-358), die Van de Kasteele inderdaad als ‘Quam yen’ heeft geïnventariseerd. Opmerkelijk genoeg noemde hij de blanc de Chine-Guanyin (cat.no. 276) ‘quen yang’ [Van Campen 2021, p. 93].
Deze uitvoering van Guanyin, zittend met een kind op schoot en voorzien van twee acolieten (waarvan er hier één ontbreekt), is welbekend in oude Europese collecties (in Groningen en Princessehof, Leeuwarden zijn bijvoorbeeld sterk vergelijkbare exemplaren). In de historische collecties van Kopenhagen, Dresden en de Wallenstein-familie, komen ze voor en Ayers heeft gewezen op de randversiering in een van de kaarten van Novus Atlas Sinensis uit 1655 waar een vergelijkbaar beeld is afgebeeld – toen dus al! [Bondy 1925, p. 192; Dam-Mikkelsen 1980, no. EBa 12, p. 157, Ayers 1986-87, pls. 1, 17-18; Suchomel 2015, nr. 302]. Het is interessant dat in de Kangxi-periode, snel nadat de handel in Chinees porselein weer mogelijk werd, vrij veel blanc de Chine van China naar Europa werd verscheept, door Nederlanders, maar ook door Engelsen. Daar waren dergelijk beeldjes bij – passend bij de fascinatie voor China van dat moment, maar ook vrij karikaturale verbeeldingen van Westerlingen. Vond men dat ook grappig in het westen? Of was dat een productie die althans ten dele voor Chinese kopers bestemd was?
Royer nam een grote hoeveelheid porselein over uit de grote collectie van zijn oudtante Susanna Louise Huygens (1714-1785). We weten dat Royer veel geld besteedde, maar we weten niet precies welke stukken hij koos. In de rubriek ‘Wit Porceleyn Beeldwerk’ vinden we in de beschrijving van haar inboedel ‘Een sittende vrouw’, mogelijk dit beeld in Royers studiecollectie.
Bronnen:
Walter Bondy, Kang-Hsi: eine Blüte-epoche der chinesischen Porzellankunst, München, 1925.
Bente Dam-Mikkelsen en Torben Lundbaek, Etnografiske genstande i det kongelige danske Kunstkammer, 1650-1800 = Ethnographic objects in the royal Danish Kunstkammer, 1650-1800, Kopenhagen 1980.
J. Ayers, ‘Blanc de Chine: Some reflections’, Transactions of the Oriental Ceramic Society 51 (1986-1987), pp. 13-36.
Filip Suchomel, 300 treasures: Chinese porcelain in the Wallenstein, Schwarzenberg & Lichnowski family collections, Praag, 2015.
Jan van Campen, Collecting China: Jean Theodore Royer (1737-1807), collections and Chinese studies, Hilversum, 2021.