AK-NM-6371 Zes kleine vazen
• Monochromen
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
• Gepubliceerd: Jörg 1997, nr. 269
Porselein met een monochroom grijs, gecraqueleerd glazuur werd in de 18de eeuw in Europa gewaardeerd en verzameld. De collectie van August de Sterke in Dresden bevat een aantal van dergelijke stukken en er zijn verschillende voorbeelden bekend van grijs gecraqueleerd porselein in Franse verguld bronzen monturen. In het Louvre is een paar kannen met monturen uit ca. 1740-1750 die ook de leeuwenkoppen en de banden met ruyi-motieven hebben in een ongeglazuurde rood-bruine klei [Lunsingh Scheurleer 1980, afb. 307]. Bij Royers vaasjes zijn de koppen en banden voorzien van intussen schilferig geworden vergulding, hoogstwaarschijnlijk later, in het Kabinet van Zeldzaamheden toegevoegd. Er kan sprake zijn geweest van een originele veel terughoudender vergulding die toen is bijgewerkt; er zijn Chinese voorbeelden bekend met zo’n vergulding [Hobson 1925-1928, vol. V, pl. L. E 231]. De kannen in het Louvre hebben dat echter niet.
De vraag of deze vazen (evenals de dekselvazen AK-NM-6370) tot Royers porseleinverzameling behoorde of in de periode van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden (1816-1876) zijn toegevoegd, kan nog niet met zekerheid beantwoord worden [Van Campen 2021, pp. 67-70 voor een discussie van Royers porseleincollectie en de mogelijke latere toevoegingen]. In principe wijzen de gegevens in het museumarchief erop dat ze tot Royers verzameling behoorden, maar de grofheid, stijfheid, de net niet vloeiende vorm van de dekselvaas en de wat platte deksel, zijn voor kenners sterke argumenten voor een 19de-eeuwse datering. Alleen het vaasje dat Hobson afbeeldt [zie hierboven] en ‘vroeg 18de eeuw’ dateerde, komt in bij alles overeen met Royers exemplaar, met uitzondering van de mond: die is wijder bij Hobson. Voor de rest zijn andere exemplaren steeds vloeiender van vorm, beter in proportie en met een aantrekkelijker teint en craquelé. De vraag is of dit gebrek aan finesse per se wijst op een late datering. Het is spijtig dat we geen beschrijving in de boedelbeschrijving van Susanna Louise Huygens (1714-1785) hebben kunnen vinden, de oudtante van Royer van wie hij een grote hoeveelheid porselein overnam. Wel vinden we in de catalogus van een grote Chinese verzameling die in 1786 in Amsterdam werd geveild: ‘Twee diverse dito [bloemflesjes] gecraqueleert, met vergulden ornamenten en ringetjes en dito randwerk’ [Collectie Jan Rijke, geveild 9 mei 1786 en volgende dagen; Van Campen 2000, p. 63]. Drie elkaar opvolgende nummers in die catalogus (72-74 van de rubriek ‘Oude Japansche en Chinessen porceyen en rarityten’ bevatten die beschrijving – het ging dus om zes kleine vazen. Het biedt niet meer duidelijkheid dan dat dit type porselein zelfs in Nederland (waar voor monochromen altijd opvallend weinig belangstelling bestond) verkocht werd.
Bronnen:
Daniel François Lunsingh Scheurleer, Chinesisches und japanisches Porzellan in europäischen Fassungen, Braunschweig, 1980.
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
Jan van Campen, Vervolg op: Jean Theodore Royer (1737-1807) en zijn verzameling Chinese voorwerpen, Amsterdam, 2000.
Jan van Campen, Collecting China; Jean Theodore Royer (17327-1807), collections and Chinese studies, Hilversum, 2021.