AK-NM-6357 Twee rozenwaterdruppelaars
• Blauw-wit Kangxi-porselein
• Onderdeel van Royers porseleincollectie
• Mogelijk onderdeel van Huygens’ porseleincollectie
• Oorspronkelijk vier exemplaren (inventaris Van der Kellen 1876)
• Gepubliceerd: Jörg 1997 nr. 142
Voor enige opmerkingen over rozenwaterflesjes, zie de toelichting bij AK-NM-6738. Deze druppelaars maken deel uit van een groepje van vijf voorwerpen met een café au lait-glazuur, een monochroom dekkend glazuur waarin perken zijn uitgespaard voor een beschildering in onderglazuur blauw (zie ook AK-NM-6358 en AK-NM-6359). Café au lait behoort tot de grote traditie van de monochromen, een decoratievorm die voor Chinese keramiek van het grootste belang is (aardwerk uit de Han, steegoed uit de Song, porselein uit de Ming), maar waarvoor in Nederland weinig belangstelling bestond. IJzeroxide zorgt bij het café au lait voor de bruine kleur (hoe meer, hoe donkerder) en in de vorm van café au lait (en bleu poudré) waren monochromen toch ruim voor handen in de 17de en 18de eeuw. Het eerste porselein dat net als café au lait deels bedekt was met een monochroom glazuur en deels een geschilderde versiering had, was het kinrande uit de Jiajing-tijd (1507-1567): kommen met een monochroom glazuur (verfraaid met later toegevoegd goud) op de buitenzijde, en een onderglazuur beschildering aan de binnenkant. Die waren geliefd bij 16de-eeuwse vorstelijke verzamelaars in Europa. Toen de porseleinproductie en -handel in Jingdezhen in de jaren ’80 van de 17de eeuw herstelde na de onrust en verwoestingen tijdens de Overgangsperiode, werd opnieuw porselein gemaakt met deze combinatie: monochroom en onderglazuur blauwe beschildering. Het bruin kan een aantrekkelijke lusterachtige glans hebben en het werd met succes verscheept naar Europa, in aantallen die zo groot waren dat het de exclusiviteit die kinrande kenmerkte, als snel verloor. De termen Batavia-goed en capucijnergoed die ook voor dit type porselein gebruikt worden, zijn pas later geïntroduceerd. Café au lait is waarschijnlijk voor het eerst gebruikt door François Xavier d'Entrecolles (1664-1741), een geleerde jezuïeten-missionaris in China, in zijn bekende brief over de porseleinproductie uit 1722. Nederlandse boedelbeschrijvingen spreken gewoon over ‘bruin’ of ‘bruingoed’ [Campbell forthcoming].
Royer verwierf veel porselein in 1786 toen de inboedel van zijn tante Susanna Louise Huygens (1714-1785) werd verdeeld en verkocht. In de rubriek ‘Bruyn Porceleyn’, duidelijk de sectie café au lait (en niet Yixing steengoed) vinden we de beschrijving ‘Vier klyne vlesjes in soort, een met goud’. Mogelijk waren dat deze druppelaars waarvan Royer er dus oorspronkelijk inderdaad vier had. Het goud, dat soms in Europa aan de blauwe beschildering werd toegevoegd (zie voor een voorbeeld AK-NM-6652), zal dan op een van de twee verdwenen flesjes hebben gezeten – op de twee nog aanwezige stukken is het niet te vinden.
Deze flesjes zijn in verschillende collecties te vinden: het Topkapi museum [Krahl en Ayer 1986, vol. III, nrs. 2677-2678], het British Museum (Franks.287); de koninklijke collectie in Engeland [Ayers 2016, vol. I, nrs. 373-374].
Bronnen:
Regina Krahl en John Ayers, Chinese ceramics in the Topkapi Saray Museum, Istanbul: a complete catalogue, Londen, 1986.
Christiaan J.A. Jörg, Chinese ceramics in the collection of the Rijksmuseum, Amsterdam: the Ming and Qing dynasties, Londen, 1997.
John Ayers, Chinese and Japanese works of art in the collection of Her Majesty The Queen, Londen, 2016.
Denise Campbell, ‘Batavia ware’ essay op de website van de Porzellansammlung in Dresden (forthcoming).